Bezits-s

Bezits-s
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bezits-s

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les ken je de drie regels van de bezits-s.
Aan het einde van de les kun je de bezits-s bij vrijwel ieder woord juist gebruiken.

Slide 2 - Slide

Waarom is dit belangrijk?
Als je de bezits-s verkeerd gebruikt, kan de betekenis veranderen: 
Elles pizza betekent de pizza van Elle
Elles' pizza betekent de pizza van Elles

Slide 3 - Slide

Wat weet je al?
Kies bij de volgende vragen de juiste vorm.

Slide 4 - Slide

Regel 1
Als het geen problemen oplevert met de uitspraak, schrijf je de s vast aan het woord.
Bijvoorbeeld: 
De auto van Bert - Berts auto
De zonnebril van Janne - Jannes zonnebril
De thee van mijn moeder - mijn moeders thee
De pen van Samirah - Samirahs pen

Slide 5 - Slide

Regel 2
Als je het woord met een vaste s niet meer goed uit kunt spreken, gebruik je 's
Dit gebeurt bij de laatste letters i, a, o, u, en y, als deze letters op het einde van het woord lang klinken.

Slide 6 - Slide

Regel 2
Bijvoorbeeld:
De stoel van Evi - Evi's stoel
De tractor van Hugo - Hugo's tractor
Het boek van Julia - Julia's boek
De voetbal van Philip Cocu - Philip Cocu's voetbal

Slide 7 - Slide

Regel 3
Als het woord eindigt op een s of een s-klank, dan schrijf je alleen een apostrof (').
Bijvoorbeeld: 
De jas van Bas - Bas' jas
De tas van Lies - Lies' tas
De straat van oom Maurice - oom Maurice' straat
Het hok van Max - Max' hok

Slide 8 - Slide

Oefenen!
Gebruik bij de volgende woorden de bezits-s.

Slide 9 - Slide

De telefoon van Jan

Slide 10 - Open question

Het paleis van Beatrix

Slide 11 - Open question

De kooi van Coco

Slide 12 - Open question

De rugzak van Joyce

Slide 13 - Open question

De kamer van Evy

Slide 14 - Open question

Verkleinwoorden

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

-je
- Zelfstandig naamwoorden meestal -je

- de kaas                       het kaasje
- de worst                     het worstje
- het huis                      het huisje



Slide 17 - Slide

-pje
woorden die eindigen op -m

- de boom               het boompje
- de zoom               het zoompje
- het geheim         het geheimpje

Slide 18 - Slide

-tje
- de lepel              het lepeltje
- de stoel              het stoeltje
- het ding              het dingetje

Slide 19 - Slide

-tje
De medeklinker wordt verdubbeld als er een korte klinker is (niet bij alle woorden)

- de ster                    het sterretje
- de pop                    het poppetje

Slide 20 - Slide

-tje
Woorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u)

- de auto                 het autootje
- de paraplu           het parapluutje
- de logé                  het logeetje

Slide 21 - Slide

-tje
Woorden die eindigen op -i wordt -ietje

- de taxi                 het taxietje
- de ski                   het skietje

Slide 22 - Slide

'tje
Woorden die eindigen op -y en afkortingen

- de baby                 het baby'tje
- de hobby              het hobby'tje
- de usb                   het usb'tje

Slide 23 - Slide

-nkje
Woorden die eindigen op -ng

- de woning                    het woninkje
- de koning                     het koninkje

Slide 24 - Slide

Wat is het verkleinwoord?
het logo

Slide 25 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de sms

Slide 26 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
het paard

Slide 27 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de beloning

Slide 28 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de foto

Slide 29 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de bikini

Slide 30 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de gsm

Slide 31 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de enveloppe/de envelop

Slide 32 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de pirouette

Slide 33 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de baguette

Slide 34 - Open question