Herhaling Levensloop

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Leg uit dat er bij het aangaan van een energiecontract met een ‘gratis
cadeau’ sprake is van ruilen over de tijd.

Maak van onderstaande tekst een economisch juiste redenering.

Het gevolg van een toenemend aanbod van spaargeld op de vermogensmarkt is het …(1)…. 

Hierdoor zal er …(2)… in dit land.

 Dit veroorzaakt bij gelijkblijvende inkomens een stijging van de …(3)…

dalen van de rente 

stijgen van de prijzen

meer gespaard worden

meer geleend worden

bestedingen

koopkracht

Mensen die een hypotheeklening afsluiten zijn:

1. vragers op de vermogensmarkt
2. aanbieders op de vermogensmarkt

Als de algemene prijs van tijd hoger is dan de individuele prijs van tijd zal de consument sparen

1. Juist
2. Onjuist

Het verschuiven van toekomstige koopkracht naar het heden.

1. lenen
2. financiering
3. krediet

Het verschuiven van bestaande koopkracht naar de toekomst.

1. sparen
2. termijn
3. financiering
4. polis

Deflatie is het omgekeerde van inflatie. In welk geval is het reële rendement gelijk aan het nominale rendement?

1. Bij inflatie
2. Bij deflatie
3. Bij een inflatie van 0%

De inflatie is 0,5%
Je nominale loon stijgt met 1,2%
Hoeveel % verandert je koopkracht?

1. 0,5%
2. 1,2%
3. 1,7%
4. 0,7%

Gerard heeft een nominaal rendement van 5,2%. De inflatie is 3,3%. Hoeveel bedraagt het reële rendement?

1. 1,8%
2. 2,0%
3. 1,9%
4. 3%

In welk geval is het nominale rendement lager dan het reële rendement?

1. Bij inflatie
2. Bij deflatie
3. Bij een inflatie van 0%

Koopkracht:

1. Hoeveel geld je hebt
2. De hoeveelheid producten die je kunt kopen
3. Hoeveel spaargeld je hebt

1. In 2016 is het CPI 103
2. In 2016 is het CPI 105
3. In 2016 is het CPI 113

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...

1. af met 3%.
2. toe met 3%.
3. af met 1%.
4. toe met 1%

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...

1. af met 3%.
2. toe met 3%.
3. af met 1%.
4. toe met 1%

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?

1. 101
2. 102
3. 103
4. 104

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, zullen de productiekosten...

1. Dalen
2. Stijgen
3. Gelijk blijven
4. Verdwijnen

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?

1. scholing
2. arbeidsvoorwaarden
3. arbeidsverdeling
4. loonhoogte

Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?

1. doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
2. doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
3. doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
4. doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe

Wat is het gevolg van een hoge arbeidsproductiviteit?

1. Lagere loonkosten per product
2. Duurdere producten produceren
3. Meer geld voor kapitaalgoederen
4. Goedkopere producten produceren

Krijg je door mechanisatie en automatisering een hogere of lagere arbeidsproductiviteit?

1. Hoger
2. lager

Welk gevolg heeft mechanisatie en automatisering voor de werkgelegenheid?

1. Er komt meer werk voor ongeschoolde werknemers
2. Er komt meer werk voor deskundig personeel
3. Bedrijven produceren minder en hebben minder personeel nodig

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.

1. 1.200
2. 750
3. 1.000
4. 6.000

Een medewerker produceert in 2014 2.300 stuks per maand. Door aanschaf van een machine loopt de productie per medewerker op naar 2.450 stuks per maand. Met hoeveel procent is de arbeidsproductiviteit toegenomen?

1. 9,57%
2. 6,12%
3. 6,52%
4. 10,21%

Het aantal arbeiders stijgt met 10% en de productie per uur stijgt met 8%. Hierdoor zal de AP......

1. stijgen met 1.85%
2. dalen met 1.25%
3. stijgen met 0,8%
4. dalen met 1.82%

Pensioensopbouw

Omslagstelsel, geld van de werkende generatie wordt overgeheveld naar de oudere generatie 

Bij het omslagstelsel ...

1. betaalt iedereen voor zichzelf
2. zijn uitkeringen waardevast
3. zijn uitkeringen welvaartsvast
4. is er sprake van verplichte solidariteit

Twee beweringen over waardevast/welvaartsvast.

I. Een welvaartsvaste uitkering betekent behoud van koopkracht.
II.Een welvaartsvaste uitkering stijgt altijd meer dan de waardevaste uitkering.

Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn goed
2. I is fout en II is goed
3. I is goed en II is fout
4. Beide zijn fout

Het synoniem voor ruilen over tijd is:

1. Substitutiegoed
2. Intertemporele subsitutie
3. interval substitutie
4. Interval substitutiegoed

Bij een progressief belastingstelsel is de marginale belastingdruk ....

1. Kleiner dan de gemiddelde belastingdruk
2. Even groot als de gemiddelde belastingdruk
3. Groter dan de gemiddelde belastingdruk

Door verhoging algemene heffingskorting wordt er gedenivelleerd.

1. Juist
2. Onjuist

Inflatie zorgt ervoor, dat de reële rente toeneemt.

1. Juist
2. Onjuist

Als Johan minder uren voor een taak nodig heeft dan Frans spreken we van .........

1. Absoluut voordeel
2. Comparatief voordeel
3. Exponentieel voordeel
4. Hierarchisch voordeel

Wanneer een uitkering meestijgt met het inflatiecijfer, noemen we zo'n uitkering ...........

1. Waardevast
2. Welvaartvast
3. Constant

Basisonderwijs is gebaseerd op het profijtbeginsel.

1. Juist
2. Onjuist

Progressie in de inkomensheffing maakt de secundaire inkomensverdeling gelijker dan de primaire

1. Juist
2. Onjuist

De Lorenzcurve geeft aan

1. Hoeveel mensen in een land verdienen
2. Hoe gelijk de inkomensverdeling is
3. Hoe eerlijk de inkomensverdeling is

Een maatregel om moreel wangedrag aan te pakken is

1. Asymmetrische informatie
2. Averechtse selectie
3. Invoeren eigen risico

Het prisoner's dilemma is een simultaan spel

1. Juist
2. Onjuist

Blok samenwerken en onderhandelen

Speltheorie:

- Sequentieel spel (na elkaar beslissen): beslissingsboom

- Simultaan spel (tegelijk beslissen): pay-off matrix

juiste formulering van je antwoord erg belangrijk!

waar mogelijk door juiste getallen met elkaar te vergelijken

Bij een progressief belastingstelsel is de marginale belastingdruk ....

1. Kleiner dan de gemiddelde belastingdruk
2. Even groot als de gemiddelde belastingdruk
3. Groter dan de gemiddelde belastingdruk

Door verhoging algemene heffingskorting wordt er gedenivelleerd.

1. Juist
2. Onjuist

Inflatie zorgt ervoor, dat de reële rente toeneemt.

1. Juist
2. Onjuist

Als Johan minder uren voor een taak nodig heeft dan Frans spreken we van .........

1. Absoluut voordeel
2. Comparatief voordeel
3. Exponentieel voordeel
4. Hierarchisch voordeel

Wanneer een uitkering meestijgt met het inflatiecijfer, noemen we zo'n uitkering ...........

1. Waardevast
2. Welvaartvast
3. Constant

Spelboom, sequentieel spel

opgave: Patatje oorlog

1. Hebben beide partijen een dominante strategie?

2. Bestaat er een Nash evenwicht?

3. Is hier sprake van een gevangenendilemma?

1. Hebben beide partijen een dominante strategie?

Van Vliet: ongeacht de keuze Jonker is "wel prijsverlaging" de beste keuze omdat 5.200>5.000 en 5.100>4.800

Jonker: ongeacht de keuze Van Vliet is "wel prijsverlaging" de beste keuze omdat 2.140>2.000 en 2.050>1.870

(er ontstaat dus een evenwicht waarin beide partijen kiezen voor "wel prijsverlaging" met omzet van (5.100; 2.050)

2. Bestaat er een Nash evenwicht?

geen van beide partijen kan zich verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken.

1: Van Vliet kan zich eenzijdig verbeteren door voor "wel prijsverlaging" te kiezen. Dit geldt ook voor Jonker

2. Van Vliet kan zich niet eenzijdig verbeteren. Jonker kan zich wel eenzijdig verbeteren door voor "wel prijsverlaging" te kiezen.

3. Van Vliet kan zich eenzijdig verbeteren door voor "wel prijsverlaging te kiezen. Jonker kan zich niet eenzijdig verbeteren.

4. Geen van beide partijen kan zich eenzijdig verbeteren. (4800<5100 en 1870<2050)

1

2

3

4

3. is er sprake van een gevangenendilemma?

Er is een combinatie van keuzes beschikbaar waarbij beide partijen erop vooruit gaan ten opzichte van de evenwichtssituatie.

Er ontstaat een evenwichtssituatie waarbij beide partijen kiezen voor "wel prijsverlaging" (zie uitleg dominante strategie)

Er is hier geen sprake van een gevangenendilemma omdat er geen combinatie bestaat waarbij beide partijen erop vooruit gaan.

Kenmerk van een principaal agent probleem is

1. Dat de belangen niet overeenkomen
2. Dat het een sequentieel spel is
3. Dat er premiedifferentiatie is

Hoe ongelijker de inkomensverdeling hoe hoger de Gini coëfficiënt.

1. Juist
2. Onjuist