Wil alert reageren op verandering, snelle productontwikkeling
Vermindert defecten, focus op verbeteren van de kwaliteit van het product voor de klant
Plan
DO
Check
Act
Vermindert verspillingen, focus op proces wat toegevoegde waarde heeft voor de klant
Om processen te versnellen moet alle aandacht naar bottleneck
Slide 10 - Drag question
Value Add
Waarde toevoegen
Bussiness value add
Non-value add
Noodzakelijk en belangrijk voor bedrijf. (Bijvoorbeeld wet- en regelgeving)
Alles wat tijd en middelen gebruikt en niet direct waarde toevoegt voor de klant.
Elke activiteit die direct iets toevoegt voor de klant (wil ervoor betalen/competitief voordeel)
Slide 11 - Drag question
T
I
M
I
W
O
O
D
Defects
Inventory
Transport
Motion
Overproduction
Overporcessing (maak het simpel)
Ignore (Intelligentie negeren)
Waiting
Slide 12 - Drag question
Waarom is standaardiseren goed?
A
Streven naar perfectie (Kaizen)
B
Business value add
C
Creëer continue flow
D
Om verspilling (MUDA) tegen te gaan
Slide 13 - Quiz
Als je op internet een formulier invult waarbij je bij geboortedatum je naam invult, kom je niet verder. Dit noemen we "automatische stop" het is ingebouwd dat je na deze "fout" niet verder kunt. Wat is de Japanse benaming?
A
Judoka
B
Jidoka
C
Dojoki
D
Jodika
Slide 14 - Quiz
Er zijn 8 vormen van verspilling, hoe heet dit in het Japans? Overproductie (risico op houdbaarheid: uitverkoop) Wachtende medewerkers Overbodig transport (Teams te ver uit elkaar) Onnodige bewerkingen (onnodig lopen/ bewegen): Spaghetti- diagram) Onnodige voorraden Overbodige handelingen Uitval/ fouten: Hoe later in proces, hoe duurder die wordt Vaardigheden onbenut: Potentieel onbenut. Blije medewerkers kunnen hogere werkdruk aan.
A
Mura
B
Muda
C
Muri
D
Muur
Slide 15 - Quiz
Wat is overbelasting van machines en medewerkers (dat zorgt voor fouten en minder effectief werken)?
A
Mura
B
Muda
C
Muri
D
Muur
Slide 16 - Quiz
Wat is variatie, de grote "vijand" in Lean en van FLOW
A
Mura
B
Muda
C
Muri
D
Muur
Slide 17 - Quiz
De beste optie is om fouten helemaal te voorkomen, je herstelt fouten niet achteraf, maar je bouwt vooraf kwaliteit in het productontwerp. Wat is de Japanse benaming hiervan?
A
Poké Bowl
B
Yoke Poka
C
Poka Yoke
D
Poka Poke
Slide 18 - Quiz
Het kernprincipe van LEAN is continu blijven experimenteren of het sneller, beter of met minder middelen kan. Wat is de Japanse benaming hiervan?
A
Kaizer
B
Kaizen
C
ZenKai
D
ChangeGood
Slide 19 - Quiz
De werkvloer staat centraal bij LEAN. Ook (team)leiders dienen daarom meer op de werkvloer (zichtbaar) te zijn. Als er verstoringen zijn kunnen zijn direct optreden Hoe noemen we dit proces met een Japans woord?
A
Gemma
B
Gamma
C
Gemba
D
Gemab
Slide 20 - Quiz
Een 'Fishbone' gebruik je om zoveel mogelijk op te halen én op zoek te gaan naar de grootste pijnpunten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Welke 2 staten wil je bij Lean altijd onderzoeken?
A
Toekomstige en huidige staat
B
Gedroomde en perfecte staat
C
Huidige en gedroomde staat
D
Onhaalbare en gewenste staat
Slide 22 - Quiz
In welke 3 categorieën kun je verspilling (waste) onderscheiden?
Slide 23 - Open question
1
2
3
4
5
6
Analyseer de feiten
Meet de feiten
Genereer oplossingen
Controleer en borg
Definieer het probleem
Implementeer oplossingen
Slide 24 - Drag question
Fase 1 van Weerstand
Fase 2 van Weerstand
Fase 3 van Weerstand
Fase 4 van Weerstand
Ontkenning (Dit gaat niet over mij)
Verbinding (Ik ga er voor)
Zelfonderzoek (misschien toch iets voor mij)
Weerstand (Hakken in het zand)
Slide 25 - Drag question
Twijfelaars: Afwachtend, enige vorm van weerstand , wil eerst bewijs: 80%
Onmiddellijk enthousiast/ voorlopers/ early adaptors (de ambassadeurs): 10%
Willen echt niet meewerken. Hardnekkig weerstand: 10%
Slide 26 - Drag question
Bij Lean zijn drie krachten cruciaal om mensen te laten veranderen
Urgentie
Ambitie
Interactie
Van weerstand naar verbinding
Geeft energie
Geeft richting
Slide 27 - Drag question
Beslisboom
Brainstorm
Kano
Met een groep medewerkers die direct betrokken zijn bij het probleem. Belangrijke om maximale ruimte te geven aan ideeën van iedereen. Ervaren gespreksleider is ook belangrijk.
In een aantal stappen van een primaire behoefte naar een specifieke behoefte. Vooral belangrijk dat je goed doorvraagt.
Hiermee krijg je inzicht in de product-eigenschappen waarvan je mag veronderstellen dat klanten ze belangrijk vinden.
Slide 28 - Drag question
Delighters (eigenschappen van product waarmee je de klant verrast, omdat deze dit niet had verwacht. Bv. gratis reparatie)
Dissatisfiers (verwachtingen waar een product in ieder geval aan moet voldoen. Bv. basis hygiëne). Klanttevredenheid daalt als dit niet in orde is.
Satisfiers (Verwachtingen ten aanzien van product die klanttevredenheid verhogen. Meer is dus beter.
Slide 29 - Drag question
Binnen Lean worden vier methodes toegepast om de échte oorzaak (de grond- oorzaak) van een probleem helder te krijgen. Sleep ze naar de juiste methode.
Probleemverkenning
Probleemverdieping
Slide 30 - Drag question
Tools om kwaliteit te meten
Verdeling zien van een serie getallen
Visualiseren van frequentie van oorzaken
Taart diagram
Punt diagram
Combinatie van lijn en staafdiagram
Inzicht in spreiding en voorspelbaarheid van proces.
Lijn
grafiek
Turf
lijsten
Staaf
diagram
Inzicht in stabiliteit van proces (onder- en bovengrens)
Tally Chart
Pareto chart
Scatter plot
Bar chart
Pie chart
Stack plot
Histo
gram
Box plot
Control chart
Slide 31 - Drag question
Waar staan de letters VSM voor?
Slide 32 - Open question
Waar staan de letters SIPOC voor? (Engels)
Slide 33 - Open question
Welke beschrijving past het beste bij: Flow Chart
A
Geeft inzicht in bewegingen tijdens een proces
B
Geeft inzicht in samenhang processtappen en verantwoordelijkheden (rijtjes per verantwoordelijke en daarna samenhang in processtappen).
C
Geeft inzicht in samenhang van processtappen
D
Inzicht in contactmomenten tijdens een proces (altijd een maken voor huidige situatie en daarna eentje voor gewenste situatie).
Slide 34 - Quiz
Welke beschrijving past het beste bij: Swimlane
A
Geeft inzicht in bewegingen tijdens een proces
B
Geeft inzicht in samenhang processtappen en verantwoordelijkheden (rijtjes per verantwoordelijke en daarna samenhang in processtappen).
C
Geeft inzicht in samenhang van processtappen
D
Inzicht in contactmomenten tijdens een proces (altijd een maken voor huidige situatie en daarna eentje voor gewenste situatie).
Slide 35 - Quiz
Welke beschrijving past het beste bij: Spaghetti- diagram
A
Geeft inzicht in bewegingen tijdens een proces
B
Geeft inzicht in samenhang processtappen en verantwoordelijkheden (rijtjes per verantwoordelijke en daarna samenhang in processtappen).
C
Geeft inzicht in samenhang van processtappen
D
Inzicht in contactmomenten tijdens een proces (altijd een maken voor huidige situatie en daarna eentje voor gewenste situatie).
Slide 36 - Quiz
Welke beschrijving past het beste bij: Hand-off diagram
A
Geeft inzicht in bewegingen tijdens een proces
B
Geeft inzicht in samenhang processtappen en verantwoordelijkheden (rijtjes per verantwoordelijke en daarna samenhang in processtappen).
C
Geeft inzicht in samenhang van processtappen
D
Inzicht in contactmomenten tijdens een proces (altijd een maken voor huidige situatie en daarna eentje voor gewenste situatie).
Slide 37 - Quiz
Welke beschrijving past het beste bij Pick-chart
A
Prioriteiten stellen/ keuzes visualiseren. Meetinstrument om oplossingen te meten:
x- as: impact y-as: Erfort/ inspanning
B
Helpt bij maken van keuzes: bepaal zelf de criteria en wegingsfactor hiervan. Meten met behulp van weegfactoren
C
Centrale thema’s ontdekken/ oplossingen clusteren (liefst door de groep)
D
Hiermee pik je er snel de beste beslissing uit
Slide 38 - Quiz
Welke beschrijving past het beste bij Pugh-matrix
A
Prioriteiten stellen/ keuzes visualiseren. Meetinstrument om oplossingen te meten:
x- as: impact y-as: Erfort/ inspanning
B
Helpt bij maken van keuzes: bepaal zelf de criteria en wegingsfactor hiervan. Meten met behulp van weegfactoren
C
Centrale thema’s ontdekken/ oplossingen clusteren (liefst door de groep)
D
Hiermee weet je welke puch het snelste start
Slide 39 - Quiz
Welke beschrijving past het beste bij Affiniteiten diagram
A
Prioriteiten stellen/ keuzes visualiseren. Meetinstrument om oplossingen te meten:
x- as: impact y-as: Erfort/ inspanning
B
Helpt bij maken van keuzes: bepaal zelf de criteria en wegingsfactor hiervan. Meten met behulp van weegfactoren
C
Centrale thema’s ontdekken/ oplossingen clusteren (liefst door de groep)
D
Waar je de meeste affiniteiten mee hebt zal gekozen worden