Lean Theorietoets 2

Lean Green Belt Toets
Je krijgt dadelijk 40 vragen, waarvan je er minimaal 30 goed moet hebben om te kunnen slagen. In de daadwerkelijke toets zitten soortgelijke vragen. Deze toets is alleen om te oefenen en om te laten zien welke "soort" vragen je kunt verwachten. Je mag deze toets maken met je lesboek/reader erbij, zoals ook mag tijdens het echte toetsmoment.
Heel veel succes!
1 / 42
next
Slide 1: Slide
CommunicatieHBOStudiejaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lean Green Belt Toets
Je krijgt dadelijk 40 vragen, waarvan je er minimaal 30 goed moet hebben om te kunnen slagen. In de daadwerkelijke toets zitten soortgelijke vragen. Deze toets is alleen om te oefenen en om te laten zien welke "soort" vragen je kunt verwachten. Je mag deze toets maken met je lesboek/reader erbij, zoals ook mag tijdens het echte toetsmoment.
Heel veel succes!

Slide 1 - Slide

Visualiseren is belangrijk binnen lean, welke stelling is NIET juist?
A
Visuele informatie wordt makkelijker verwerkt door je brein dan schriftelijke of mondelinge informatie
B
Door te visualiseren worden verspillingen sneller zichtbaar
C
Een visualisatie instructie is gemakkelijker gemaakt dan een een geschreven instructie
D
Visualisatie stimuleert standaardisatie

Slide 2 - Quiz

Welke procesverbetering wordt omschreven met dit doel?
"Verminderen van variatie"
A
Lean
B
PDCA
C
Theory of Constraints (TOC)
D
Six Sigma

Slide 3 - Quiz

Welke fase van PDCA duurt (normaliter) het langst?
A
Plan
B
Do
C
Check
D
Act

Slide 4 - Quiz

Wat gebeurt er volgens de Theory of Constraints (TOC) als je focust op de bottleneck?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
Doorlooptijd wordt verkort
B
Voorraad wordt verlaagd
C
Operationele kosten worden verhoogd
D
Wachttijden worden verlengd

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de 5 stappen van DMAIC?
(in de juiste volgorde, scheid de antwoorden d.m.v. een komma)

Slide 6 - Open question

Stap 8 van het A3 "Bevestigde situatie", komt overeen met de volgende stappen van respectievelijk
PDCA en DMAIC
A
Act & Control
B
Check & Control
C
Plan & Improve
D
Check & Improve

Slide 7 - Quiz

Laat de waarde stromen (Flow)
Klant bepaalt de waarde
Continu verbeteren Perfectie  Kaizen
Waardestroom: Visualiseer Identificeer waardestroom & elimineer waste
Lever op vraag (Pull i.p.v. Push)

Slide 8 - Drag question

Lean kan worden ingezet als toolbox om processen te verbeteren of als management filosofie. Wanneer
we Lean gebruiken als toolbox leidt dit in het algemeen tot:
A
Snel én duurzaam resultaat
B
Minder snel, maar duurzaam resultaat
C
Minder snel en minder duurzaam resultaat
D
Snel, maar minder duurzaam resultaat

Slide 9 - Quiz

Een voorbeeld van een ‘KLANT toevoegende waarde’ activiteit is:
A
Het voldoen aan wet- en regelgeving
B
Het maken van een offerte voor de klant
C
Het reduceren van een financieel risico voor de organisatie
D
Het versturen van interne e-mails

Slide 10 - Quiz

Welke tool wordt meestal NIET ingezet om voorraad te verlagen?
A
5S
B
Pull
C
Push
D
Just in time

Slide 11 - Quiz

Wat zijn 3 belangrijke voorwaarden voor een succesvolle dagstart?
A
Wees voorbereid op inhoudelijke discussies
B
Update het procesbord voor aanvang van de dagstart
C
Begin op tijd, eindig op tijd
D
Volg een standaard agenda

Slide 12 - Quiz

Welke stelling is NIET waar over 5S?
A
Het helpt de werkvloer veilig te maken
B
Het moedigt standaardisatie van procedures aan
C
Het helpt managers controle te houden over de medewerkers
D
Het helpt de werkplek overzichtelijk te worden

Slide 13 - Quiz

Waste in je proces probeer je te:
A
Verminderen
B
Verbeteren
C
Verbergen
D
Verwijderen

Slide 14 - Quiz

One piece flow is altijd de enig juiste manier van procesinrichting
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Een Value Stream Map is gericht op het:
A
Creëren van werkinstructies voor nieuwe medewerkers
B
In kaart brengen van het proces om verbeteringen te signaleren
C
Beschrijven van een proces ter naslagwerk
D
In kaart brengen van een proces met als doel het implementeren van een nieuw IT systeem

Slide 16 - Quiz

De SIPOC is een tool die kan helpen bij:
A
Het beschrijven van de processcope
B
Het identificeren van de oorzaken van een bepaald gevolg
C
Het analyseren van procesdata
D
Het beschrijven van de informatiestromen in een proces

Slide 17 - Quiz

Poka Yoke wordt gebruikt om:
A
Onbedoelde fouten op tijd te corrigeren
B
Kwaliteitscontroles in te voeren
C
Onbedoelde fouten te ontdekken
D
Onbedoelde fouten te voorkomen

Slide 18 - Quiz

Om een proces te visualiseren kun je de volgende techniek goed gebruiken
A
5S
B
Swimlane
C
Reflectie
D
Pick-chart

Slide 19 - Quiz

Welke tool/techniek wordt veel gebruikt om op zoek te gaan naar de grondoorzaak van een probleem?
A
Fishbone (Ishikawa) diagram
B
Flow chart
C
5x Why
D
5S

Slide 20 - Quiz

Waar wordt een Pareto diagram vaak voor gebruikt?
A
Het weergeven van de gemiddelde performance
B
Oorzaken te rangschikken naar belangrijkheid
C
Inzicht geven in de spreiding van fouten over een bepaalde periode
D
Het laten zien of er sprake is van een positieve/negatieve trend

Slide 21 - Quiz

Een reflectie oefening doe je NIET om:
A
Inzichten op te halen
B
Mensen de ruimte te geven hun mening te geven
C
De grondoorzaak te achterhalen
D
Continu te blijven leren

Slide 22 - Quiz

Welke techniek is NIET bedoeld om verspilling in de categorie ‘beweging’ te beperken?
A
Flowchart
B
5S
C
Spaghetti diagram
D
Standaardiseren

Slide 23 - Quiz

Een van de meest voorkomende oorzaken van het mislukken van een LEAN-project is:
A
Een té complex proces in één keer willen verbeteren
B
Te weinig budget
C
Te weinig tijd
D
Niet alle medewerkers waren overtuigd

Slide 24 - Quiz

Verschillen tussen de uitkomsten van een steekproef met de werkelijkheid kunnen 2 oorzaken hebben
Selecteer de 2 juiste antwoorden
A
Toevallige fout
B
Continue fout
C
Statische fout
D
Systematische fout

Slide 25 - Quiz

Een PICK-chart wordt gebruikt om:
A
Oorzaken te groeperen
B
Oplossingen te bedenken
C
Oplossingen te prioriteren
D
Effecten in kaart te brengen

Slide 26 - Quiz

Wat is GEEN doel van op Gemba gaan?
A
Ontwikkelen van medewerkers om verspillingen te leren zien
B
Ontwikkelen van Lean leiderschapsvaardigheden
C
Inzichten ophalen over de knelpunten in een proces
D
Inzichten ophalen voor functionering gesprekken

Slide 27 - Quiz

Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
Korte termijn doelen
B
Visie
C
Kritische Prestatie Indicatoren
D
Doelstellingen

Slide 28 - Quiz

Hoe heet deze grafiek?
A
Pareto chart
B
Control chart
C
Boxplot
D
Histogram

Slide 29 - Quiz

Wat representeert de gele denkhoed van De Bono's zes denkhoeden?
A
Emotioneel
B
Positief
C
Negatief
D
Regisseur

Slide 30 - Quiz

Poka Yoke is een Japanse term voor
A
Mistake-proof
B
Continuous improvement
C
100% inspection
D
Scheiden

Slide 31 - Quiz

Wat is de conclusie van het meetsysteem zoals getoond
op de afbeelding?
A
Accuraat, precies
B
Niet accuraat, precies
C
Accuraat, niet precies
D
Niet precies, niet accuraat

Slide 32 - Quiz

Om de spreiding in de data te visualiseren maak je gebruik van:
A
Histogram
B
Control chart
C
Bar chart
D
Pie chart

Slide 33 - Quiz

Een transformation review heeft als doel:
A
Inhoudelijke keuzes te maken in het Lean traject
B
Te reflecteren op het gedrag van de organisatie op het Lean traject
C
Een grote stap in het Lean traject te forceren
D
Medewerkers te informeren over het Lean traject

Slide 34 - Quiz

Een Kaizen-event wordt (primair) georganiseerd om:
A
Medewerkers te trainen in Lean vaardigheden
B
Cross-functioneel werken te bevorderen.
C
Een concreet probleem op te lossen
D
Bekende oplossingen te implementeren

Slide 35 - Quiz

In welke volgorde doorloopt een team de fase naar teamvolwassenheid?
A
Forming, storming, norming, performing
B
Performing, storming, forming, norming
C
Norming, storming, performing, forming
D
Forming, norming, storming, performing

Slide 36 - Quiz

Wat helpt (volgens Quirke) dat medewerkers 'zich verbonden voelen?
A
Cursussen
B
Workshops
C
Samen problemen aanpakken
D
Nieuwsbrief

Slide 37 - Quiz

Spelregels maken met het team wordt gedaan om ze gezamenlijk te kunnen managen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

De rol van een Black belt wordt NIET getypeerd door het volgende kenmerk
A
Procesbegeleider
B
Inhoudelijke proces expert
C
Projectleider
D
Sparring partner

Slide 39 - Quiz

Een correlatiecoëfficiënt van 1 geeft aan dat:
A
Er is volledige directe afhankelijkheid
B
Er is volledig omgekeerde afhankelijkheid
C
Er is volledige onafhankelijkheid
D
Er is onvolledige onafhankelijkheid

Slide 40 - Quiz

Om te zien of data binnen gestelde limieten valt maak je gebruik van:
A
Histogram
B
Control chart
C
Bar chart
D
Boxplot

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide