Werkwoordspelling - tegenwoordige tijd en verleden tijd

Werkwoordspelling - tegenwoordige tijd
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling - tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Programma
-Aankomende periode
10 min
-Plattegrond + afspraken
10 min
-Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
10 min
-Oefenen
45 min

Slide 2 - Slide

Komende periode
Week 10: tegenwoordige en verleden tijd.
Week 11: sterke en zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord.
Week 12: onvoltooid deelwoord en onregelmatige werkwoorden.
Week 13: Engelse werkwoorden in het Nederlands en herhalen werkwoordspelling. 

Week 14: TW3 werkwoordspelling.

Slide 3 - Slide

Plattegrond
Magister gaat willekeurig een plattegrond maken, geldend tot de toetsweek. Tijdens de les Nederlands zit je dan ook standaard volgens deze plattegrond!

Slide 4 - Slide

Afspraken
Je luistert naar elkaar.
Je steekt je hand op als je wat wilt zeggen. 
Je doet actief mee in de lessen.
Je gebruikt je chromebook waar deze voor gemaakt is.
Je blijft van elkaar en elkaars spullen af. 


Slide 5 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?


  • Je weet wat de persoonsvorm is.
  • Je kunt de persoonsvorm correct vervoegen in de tegenwoordige tijd. 

Slide 6 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 7 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Om te weten hoe je een persoonsvorm spelt, beantwoord je de volgende drie vragen:
  1. Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd?
  2. Wat is het onderwerp?
  3. Wat is het getal van het onderwerp (enkelvoud of meervoud)?

Als het getal meervoud is, moet de persoonsvorm dat ook zijn. De persoonsvorm congrueert namelijk met het onderwerp. Congrueren betekent dat het ene woord zich aanpast aan het andere woord. 

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Sterke en zwakke werkwoorden.

De regel van 't ex-kofschip. 

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd - zwak

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd - sterk

Slide 12 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Werkbladen.
Hoe?
Pen en papier.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 9:30.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Laat je werk zien en ontvang van mij de vervolgopdracht.

Slide 13 - Slide

Quizizz
https://quizizz.com/admin/quiz/634face4060e91001e7acdec/werkwoordspelling-tegenwoordige-tijd?source=search-result-page&page=search-result-page&arid=e5d512b2-5505-4193-98f6-c61617ad7bcc&apos=-1&term=werkwoordspelling+tegenwoordige+tijd

Slide 14 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat de persoonsvorm is.


Je kunt de persoonsvorm correct vervoegen in de tegenwoordige tijd. 

Slide 15 - Drag question