Unidad 4 Imperfecto

1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 
  • R: Ken je de pretérito perfecto
  • T1: Je kan pretérito perfecto in de juiste vorm invullen.
  • R: Kan je de lijdenvoorwerp vervangen naar lo-los/la-las
  • R: Imperfecto toepassen
  • T1: JE KAN IMPERFECTO IN DE JUISTE VORM IN SIMPELE CONTEXT ZETTEN.
  • T2 Je kan onderscheid in gebruik maken tussen pretérito perfecto en pretérito imperfecto in eenvoudige teksten.



 

Slide 5 - Slide

Woordenschat oefenen via Quizlet
Unidad 3 & Unidad 4 Woordenschat oefenen 
  • Je schrijft 20 moeilijke woorden plus de Nederlandse betekenis erachter.

  • Klik op de link en je gaat 10minuten woordenschat oefenen:
 https://quizlet.com/nl/990354507/leerjaar-2-unidad-4-bgy-flash-cards/?i=25f9e9&x=1jqt




timer
10:00

Slide 6 - Slide

Pretérito Perfecto

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Video

Pretérito Imperfecto wordt gebruikt....
Om gebruikelijke of herhaalde acties in het verleden te beschrijven.
Mi abuela me escribía muchas cartas. (Mijn oma schreef me vele brieven.)

Om een situatie of een toestand uit het verleden te beschrijven.
Estaba contenta. (Zij was blij.)

Om een actie te beschrijven die plaatsvindt in een onbepaalde tijd.
Hablámos por teléfono. (We waren over de telefoon aan het praten.)
Pasaba al perro. (Hij was de hond aan het uitlaten.)

Om een tijd of leeftijd in het verleden aan te duiden.
Tenía 18 años. (Zij was 18 jaar oud)

Om een persoon of plaatst te beschrijven.
Tenía el pelo largo y los ojos azules. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Pretérito Imperfecto
p. 62 - Onderdeel B

Slide 11 - Slide

Welke werkwoorden zijn regelmatig en welke zijn onregelmatig in de imperfecto?
Regelmatig
Onregelmatig
ir
saber
conducir
ver
ser
estudiar
tener
salirse

Slide 12 - Drag question


he bailado

Vivía

mostrabais

aprecíamos
hemos desayunado

han bebido

Pretérito Perfecto

Pretérito Imperfecto

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Slide

Extra oefening

https://arche-ele.com/el-objeto-directo-od

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

¿Cómo reconoces el objeto directo en una oración?
A
Onderwerp
B
Als het werkwoord zijn actie uitvoert op iemand of iets.
C
De vraag stellen aan wie of aan wat?
D
Gezegde

Slide 18 - Quiz

 Lo/los/la/las

Slide 19 - Slide

¡Ojo!
p. 49, Tekstboek

Slide 20 - Slide

Lijdend voorwerp als pers.vnw
Meewerkend voorwerp als pers.vnw
Sleep naar de juiste plek
Me
Te
?
Me
Te
?
Nos
Os
?
Nos
Os
?
Le
Lo
Les
Los

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Slide

La-Las
Lo-Los

Slide 23 - Slide

1. ¿Quién tiene el aceite de oliva? 
tiene José.
2. ¿Compras tú las manzanas? No, 
compra Ana.
3. ¿Y los huevos? No
veo.
4. ¿Compramos una tarta? Sí, 
compro yo.
Preparación para la comida.
5. Busco el pan. 
tiene Javi.
6. ¿Preparáis una tortilla de patatas? Sí
preparamos.
lo
lo
la
la
los
las

Slide 24 - Drag question

las
los 
la
lo
camiseta
vestido
vaqueros
zapatillas
falda
traje
sandalias

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

  • opdracht 1
  • opdracht 3
  • opdracht 4
  • opdracht 6 
Werkboek p. 66, 67 & 68
Je maakt de volgende opdrachten:

  • Opdracht 1
  • Opdracht 3
  • Opdracht 4
  • Opdracht 6
Leer de werkwoorden op pagina 102 & 103
Volgende week dinsdag SO

Onderdelen:
  • Pretérito Perfecto
  • Pretérito Imperfecto

Slide 27 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 28 - Mind map


Einde van de les! Deze les was...
niet leuk
wel aardig
leuk
humor

Slide 29 - Poll