Les 3: lv, mv en bwb

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

  • Telefoon in de telefoontas;
  • Ga zitten op je eigen plek;
  • Pak je spullen voor je;


  • De les begint.


timer
3:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
- 10 minuten lezen
- Huiswerk nakijken
- Uitleg
- Nabespreken
- Aan de slag
- Huiswerk en afsluiting


Slide 3 - Slide

Lezen
10 minuten lezen

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken
 Opdracht 3 (blz. 244)

Slide 5 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt de volgende zinsdelen benoemen: lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling.

Slide 6 - Slide

Lijdend voorwerp (LV)
Het LV overkomt/ondergaat altijd iets

Vindproef:
Stel de vraag: wie/wat + WG + OW?
    OW      PV/WG                                                                   WG
De kok / heeft / vandaag / een lekker toetje / gemaakt. 
LV = een lekker toetje

Slide 7 - Slide

Meewerkend voorwerp (MV)
MV -> aan/voor wie iets bestemd is

Vindproef:
Stel de vraag: aan/voor wie + WG + OW + LV?
OW PV/WG                                         LV                                WG
Zij / mag / de koningin / deze bos bloemen / overhandigen.
MV = de koningin

Slide 8 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
BWB -> hoe? Hoelang? Waar? Wanneer? Waarom? etc.
BWB -> misschien, nooit, wel, niet, etc. 

   OW       PV/WG                                    LV                         WG

De kok / heeft / vandaag / een lekker toetje / gemaakt.
BWB = vandaag

Slide 9 - Slide

Wat: De zinnen uit je stencilpakket 
Hoe: Zelfstandig
Hulp: Kom vooraan zitten
Tijd: 5 minuten

Klaar: Maken opdracht 5 (blz. 245)

Slide 10 - Slide

Nabespreken

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Wat: Opdracht 5 (blz. 245)      
Hoe: Zelfstandig 
Hulp: Steek je hand op of vraag het aan degene die naast je zit
Tijd: Tot het einde van de les

Klaar: Maken opdracht 4 (blz. 245)





Slide 12 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt de volgende zinsdelen benoemen: lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling.

Slide 13 - Slide

Huiswerk
- Leren: Theorie op blz. 244 en 245 
- Maken: Opdracht 5 (blz. 245) 
Vind je het lastig? Gebruik je stencilpakket of de theorie
- Meenemen: Een leesboek




Slide 14 - Slide