Week 15 Grammatica blok 5

Deze week :
inleveren schrijfopdracht

 werkwoordsvormen
pv,heel w.w. of vdw
pv, wwg,ond
wel of geen lv
NIEUW : voorzetsels
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Deze week :
inleveren schrijfopdracht

 werkwoordsvormen
pv,heel w.w. of vdw
pv, wwg,ond
wel of geen lv
NIEUW : voorzetsels

Slide 1 - Slide

Schrijfopdracht
De oorlog in Oekraine

14 april inleveren

Slide 2 - Slide

Presentaties van
B2A Joey, Chair en Guido (woensdag) Lucas ?
Donderdag Isandro, Gisele en Jayden M.
B2B Ali, Rayson en Presley
B2C Ashley, Genesis (woensdag) . Donderdag Brooklyn en Desean.

Slide 3 - Slide

werkwoorden
Een werkwoord is iets wat je kunt doen.

Slide 4 - Slide

werkwoorden
Je hebt drie verschillende vormen.
De persoonsvorm, het hele werkwoord of het voltooid deelwoord.
In een zin zit altijd een pv.  

Slide 5 - Slide

Hoe vind je de pv ?
Wat is het hele werkwoord ?
en wat is een vdw ?

Alle werkwoordsvormen uit de zin tesamen noemen we het werkwoordelijk gezegde.

Slide 6 - Slide

Even oefenen :

Mijn zus vertelde een grappig verhaal.
Wat is het wwg.
Het noem je deze werkwoordsvorm ? Is dit de p.v.,het hww of het vdw ?

Slide 7 - Slide

Komt je broer pizza eten ?


Wat is het wwg ?
Hoe noem je beide werkwoordsvormen ? Het pv, het hele ww of het vdw ?

Slide 8 - Slide

De winkelier heeft zijn producten afgeprijst.


Wat is het wwg ?
Benoem de twee werkwoordsvormen.

Slide 9 - Slide

Zal ik de kamer stofzuigen ?
Wat is het wwg ?
Benoem de twee werkwoordsvormen.

Slide 10 - Slide

De tweede klassers bereiden het proefwerk voor.
Wat is het wwg.
Denk erom het werkwoord is een samenstelling.
Wanneer je maar 1 werkwoordsvorm hebt is dat ook gelijk de persoonsvorm.

Slide 11 - Slide

Maken de leerlingen hun werkstuk af ?
Wat is het wwg ?

Slide 12 - Slide

Opdracht
Zoek het wwg, benoem de werkwoordsvormen en wat is het ond.
Hoe vind je het onderwerp ?


Wie of wat plus het wwg.

Slide 13 - Slide

Het lijdend voorwerp
Hoe vind je dat ?




OK en nu zelf aan de slag
Maak de opdrachten t/m 7


Wie of wat plus het wwg en het onderwerp.

Slide 14 - Slide

Bespreken opdracht 7 (wwg/ond/lv)
De trainer wil zijn spelers een extra training geven.
Gisteren heeft mijn oma thuis haar verjaardag gevierd.
Volgende week opent de burgemeester een nieuw winkelcentrum.
De timmerman zaagt voorzichtig de plank door.
Nathalie zet de gebruikte borden in de afwasmachine.

Slide 15 - Slide

Nu zelf aan de slag
opdracht 10 en 11

Daarna gaan we het hebben over voorzetsels.
Lees alvast blz. 219

Slide 16 - Slide

Maak eerst even opdracht 13
blz 218, schrijf wel even de hele zin op.

Slide 17 - Slide

voorzetsels opdracht 15
Mijn fiets staat tegen de schutting.
Ruim jij je eigen rommel op ?
De leraar kijkt het proefwerk na.
De hond ligt te slapen op de bank.
In mijn etui bewaar ik mijn fietssleutel.
Droog jij straks af ?
Tijdens de voorstelling mag er niet worden gesproken.
De timmerman zaagt de plank door.

Slide 18 - Slide

Schrijf de ww, lw, znw, bnw en voorzetsels op.

Alle kinderen gaan naar school.
Vroeger bezocht maar een klein gedeelte van de kinderen een school.
Er bestond nog geen leerplicht.
Een schoolmeester verdiende niet veel.
Maak nu opdracht 16 af.

Slide 19 - Slide