Stap 1: vertalen
Stap 2: Staat er een voorzetsel in de zin?
Ja?> 3e naamval mit,nach,bei,seit,von,zu,aus
Ja? > 4e naamval: gegen, ohne, um, durch, für (GOUDF2
Nee? > Ga naar stap 2
Stap 3: Ontleden / vragen stellen
1e naamval: onderwerp (hij)
3e naamval: meewerkend voorwerp (aan/voor)
4e naamval: lijdend voorwerp (hem)
Stap 4: Moet ik de der- of ein-Gruppe gebruiken
Denk eraan dat bij de ein-Gruppe ook de bezittelijke voornaamwoorden horen
Stap 5: Is het woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud
Stap 6: Zet cijfer 1,3,4 van naamval erboven
Vul in