Nederlands voorbereiding schrijfexamen

Nederlands
Spelling
Grammatica
Schrijfopdracht
Keuze lesopdracht
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Spelling
Grammatica
Schrijfopdracht
Keuze lesopdracht

Slide 1 - Slide

Spelling
Samenstellingen
- twee 'echte' woorden die ook zelfstandig voor kunnen komen
                 stofzuigerzak, glasbak, garage-uitgang
Afleiding: ontwapenen, blauwig

Wanneer gebruiken we dan het koppelteken?




Slide 2 - Slide

Het koppelteken
- Woorden zijn gelijkwaardig aan elkaar. Je kunt ze wisselen. 
      hotel-restaurant, zwart-wit (wit-zwart, restaurant-hotel)
- Klinkerbotsing
      radio-onderneming, na-apen
- Aardrijkskundige namen
     Rotterdam-Zuid, Noord-Brabant
- Voor of achter een cijfer, een aparte letter, een symbool of afkorting.
     80-jarige, A4-formaat, Y-as, IQ-test, kleuren-tv
- Als een woord begint met: niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, adjunct-, leerling-
     adjunct-directeur, non-verbaal.

Er zijn nog een aantal regels. Dit zijn de meest voorkomende. Twijfel je? Gebruik een woordenboek!

Slide 3 - Slide

We gaan even oefenen!
Spelling
koppelteken

Slide 4 - Slide

op + tel + som

Slide 5 - Open question

diploma + uitreiking
A
diploma uitreiking
B
diploma-uitreiking
C
diplomauitreiking

Slide 6 - Quiz

account + manager
A
accountmanager
B
account-manager
C
account manager

Slide 7 - Quiz

Welke samenstellingen zijn goed geschreven?
(meerdere antwoorden zijn juist)
A
achtendertig
B
onbedoeld
C
40uren-norm
D
buitenschoolse opvang

Slide 8 - Quiz

Viel het mee of tegen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Tips

- Maak opdrachten in GPS - taalverzorging - spelling
- Laat je opdracht controleren op dit onderdeel
- Gebruik een woordenboek

Slide 10 - Slide

Zinsbouw
- Zorg ervoor dat je altijd de informatie die bij elkaar hoort, ook zo dicht mogelijk bij elkaar in een zin zet:

Volgende week lever ik mijn verslag, waar ik langer aan heb gewerkt omdat ik ziek werd, in.

Slide 11 - Slide

Zinsbouw
Actief (bedrijvende vorm) - passief (lijdende vorm)
De studenten leverden hun stageverslagen in.  (actief)
De stageverslagen werden door de studenten ingeleverd. (passief)

Onderwerp van de zin in de bedrijvende vorm = actief!
Onderwerp van de zin in de lijdende vorm = ondergaat de handeling

Actieve zinnen zorgen voor duidelijkheid. Afwisseling is het belangrijkste. 

Heb je veel passieve zinnen gebruikt? zoekfunctie in Word (Ctrl+F), zoek op 'worden' / 'zijn' 

Slide 12 - Slide

Lesopdracht
Taalverzorging
- GPS Instruct
- Spelling 2F/3F (opdracht is eigen keuze)

Schrijfopdracht
- Opdracht 'Loesje'
- Denk aan de lay-out
(Valide argument: feitelijk)
(Drogreden: niet correct, maar wel aannemelijk)

Slide 13 - Slide