Verbanden niveau A

Verplichte instructie begrijpende lezen
  • Je zorgt dat je weet wat het doel is waaraan we werken.
  • Log in bij LessonUp met de code.
  • Je pakt een tekst.
  • Je pakt een potlood.
  • Schrijf met potlood je naam het blad.
  • Je gaat klaar zitten voor de instructie.

1 / 27
next
Slide 1: Slide
LezenBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verplichte instructie begrijpende lezen
  • Je zorgt dat je weet wat het doel is waaraan we werken.
  • Log in bij LessonUp met de code.
  • Je pakt een tekst.
  • Je pakt een potlood.
  • Schrijf met potlood je naam het blad.
  • Je gaat klaar zitten voor de instructie.

Slide 1 - Slide

Wat is het doel van deze les?

Slide 2 - Mind map

Doel van de les
  • Ik weet wat verwijswoorden zijn en kan het woord, het groepje woorden of de zin waarnaar het verwijst vinden in de tekst.
  • Ik kan signaalwoorden in een tekst herkennen.

Slide 3 - Slide

Uitleg
In veel zinnen in de tekst staan verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord of groepje woorden in de tekst. Of zelfs naar een hele zin. 

Voorbeelden van verwijswoorden zijn: het, hij, hem, hier, daar, die, dat, ze, haar, hun, er, deze, daarin, eronder.

Slide 4 - Slide

Uitleg
Weet je het nog?
In een tekst staan veel zinnen. Dat zijn niet zomaar losse zinnen. De zinnen hebben iets met elkaar te maken. Er zijn verbanden tussen de zinnen. 

Slide 5 - Slide

Uitleg
Er zijn speciale woorden waaraan je kunt zien dat er een verband is. Deze speciale woorden noem je signaalwoorden
De signaalwoorden zeggen je: Let op! Er komt nu een verband aan. 
Als je weet welk verband er tussen zinnen is, begrijp je de tekst
beter.

Slide 6 - Slide

Uitleg
In eerdere lessen heb je al geoefend met de verbanden oorzaak of reden.

Oorzaak of reden
Aan de signaalwoorden omdat, daardoor, want, namelijk, daarom, doordat,
door kun je zien dat er wordt verteld waardoor iets gebeurt of waarom dit gebeurt (dat noem je de oorzaak of de reden).

Slide 7 - Slide

Uitleg
Bijvoorbeeld: Vlinders zijn ook belangrijk in de voedselketen. Als rups zijn ze
namelijk voedsel voor veel vogels.

Het signaalwoord ‘namelijk’ geeft aan dat het gaat om een reden.

De reden dat het vlinder belangrijk is, is dat ze als rups het voedsel van vogels zijn.

Slide 8 - Slide

Uitleg
Tegenstelling
Aan de signaalwoorden maar, toch en echter kun je zien dat er een tegenstelling wordt genoemd. 
Er wordt een verschil duidelijk gemaakt. 

Slide 9 - Slide

Uitleg
Bijvoorbeeld: Vlinders zijn dus erg belangrijk. Maar er zijn steeds minder vlinders in Nederland.

Het signaalwoord ‘maar’ geeft aan dat er een verschil is tussen dat vlinders heel belangrijk zijn, en dat er steeds minder zijn. (en dat verschil is een probleem) 

Slide 10 - Slide

Aan de slag
  • We gaan samen de tekst lezen. 
  • Kom je nog woorden tegen die je niet goed kent? Onderstreep het dan.

  • Zie je een verwijswoord, omcirkel het dan. 

Slide 11 - Slide

Opdrachten
Lees nu de zinnen in de opdrachten.
Zoek de zinnen op in de tekst en omcirkel het signaalwoord of verwijswoord. 
Waarnaar verwijzen de verwijswoorden? 
Zoek de zin op in de tekst en vul dan het goede antwoord in. 

Slide 12 - Slide

In regel 4 staat: Ze zijn ook belangrijk.
Waarnaar of naar wie verwijst Ze?

........... zijn ook belangrijk.

Slide 13 - Open question

In regel 4 staat: Ze zijn ook belangrijk.
Waarnaar of naar wie verwijst Ze?

........... zijn ook belangrijk.
Vlinders zijn ook belangrijk.

Slide 14 - Slide

In regel 35-36 staat: Die zijn gunstig voor vlinders.
Waarnaar verwijst Die? Vul in:

.............. zijn gunstig voor vlinders

Slide 15 - Open question

In regel 35-36 staat: Die zijn gunstig voor vlinders.
Waarnaar verwijst Die? Vul in:

.............. zijn gunstig voor vlinders
Mooie, bloeiende planten zijn gunstig voor vlinders. 

Slide 16 - Slide

In regel 16-17 staat: Hij vertelt: ‘Het is al langer bekend dat het slecht gaat met de vlinders. Maar dat het zo erg is, dat wisten wij ook niet.’
Welk verband wordt aangegeven door het signaalwoord Maar?
A
een oorzaak
B
een opsomming
C
een tegenstelling

Slide 17 - Quiz

Lees regel 20-22. Hun leefgebied wordt steeds kleiner. Ze kunnen steeds minder voedsel
vinden.
Dat het leefgebied van vlinders steeds kleiner wordt is er de oorzaak van dat ze steeds
minder voedsel kunnen vinden.
Met welk signaalwoord kun je dit verband aangeven?
Kies het signaalwoord dat je op de open plek in de zin kunt invullen:

Hun leefgebied wordt steeds kleiner. … kunnen ze steeds minder voedsel vinden.
A
daardoor
B
maar
C
of

Slide 18 - Quiz

In regel 26-27 staat: Maar vlinders hebben juist bloemen nodig als voedsel.
Welke tegenstelling geeft het signaalwoord ‘maar’ hier aan?

A
de tegenstelling tussen bloemen als voedsel voor vlinders en als plek om eitjes te leggen
B
de tegenstelling tussen dat er nu geen bloemen meer zijn en dat vlinders die wel nodig hebben
C
de tegenstelling tussen de bebouwing met huizen en wegen, vroeger en nu

Slide 19 - Quiz

In regel 33-34 staat: Iedereen kan namelijk bijdragen aan het beschermen van vlinders.
Aan welk signaalwoord kun je zien in deze zin een reden wordt gegeven?


A
aan het woord ‘aan’
B
aan het woord ‘iedereen’
C
aan het woord ‘namelijk’

Slide 20 - Quiz

In regel 35-36 staat: Maar ook thuis kun je het vlindervriendelijk maken.
Welke tegenstelling wordt aangegeven door het signaalwoord ‘maar’?



A
de tegenstelling tussen dat er steeds minder vlinders zijn en wat je kunt doen om de vlinders te helpen
B
de tegenstelling tussen wat bedrijven en gemeenten kunnen doen en wat mensen zelf kunnen doen
C
de tegenstelling tussen wat je voor de vlinders kunt doen als je in een flat woont en wat je kunt doen als je een tuin hebt

Slide 21 - Quiz

Weetjes
In de tekst staan veel weetjes. Een weetje is iets wat je geleerd hebt uit de tekst. Een weetje kan interessant zijn. Of gewoon leuk.

Een voorbeeld van een weetje uit de tekst is: Er zijn vijftien soorten vlinders helemaal verdwenen uit Nederland. 
Of: Als rups zijn vlinders voedsel voor vogels.

Slide 22 - Slide

Schrijf een weetje uit de tekst over vlinders.

Slide 23 - Mind map

Weetjes
Voorbeelden van weetjes:
- Er zijn vijftien soorten vlinders helemaal verdwenen uit Nederland.
- Vlinders bestuiven, net als bijen, allerlei bloemen en planten.
- Als vlinders nog een rups zijn, zijn ze voedsel voor vogels.
- Waar je vroeger honderd vlinders zag vliegen, zijn het er nu nog twintig.
- Het leefgebied van vlinders wordt steeds kleiner.
- Vlinders hebben bloemen nodig als voedsel.
- Vlinders leggen hun eitjes op bloemen.
- De meeste vlinders kunnen niet ver vliegen.
- Vroeger was er in Nederland veel boerengrasland met bloemen.
- Je kunt je tuin of balkon vlindervriendelijk maken.

Slide 24 - Slide

Lees het stukje onder Belangrijk nog eens.
Waarom zijn vlinders belangrijk?
Noem twee dingen.

Slide 25 - Open question

Waarom zijn vlinders belangrijk? 
Ze bestuiven allerlei bloemen en planten / Ze zijn (als rups) voedsel voor vogels (Ze zijn belangrijk in de voedselketen)

Slide 26 - Slide

Bedankt voor je inzet in de les.
Als de bel gaat: 
  • Schuif je stoel aan
  • Ruim je spullen op en neem ze mee
  • Verlaat het lokaal rustig

Slide 27 - Slide