KvZ BBL

• Verzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Nummer 1 en 2 zijn de...

1. Boezems
2. Kamers
3. Hartkleppen
4. Holle aders

Nummer 4 is de...

De ader die van het hart naar de longen gaat heet

1. longslagader
2. longader
3. aorta
4. bovenste holle ader

Gaat van de rechterkamer naar de longen

De hartkleppen zorgen ervoor...

1. dat de boezems en kamers gescheiden zijn.
2. dat het bloed het lichaam in wordt gepompt.
3. dat het bloed maar in 1 richting kan worden gepompt.
4. dat je het hart regelmatig hoort slaan.

Deze vraag gaat over het bloedvatenstelsel.
Ik ben zuurstofarm, ik breng het bloed weer terug naar het hart. Ik heb een lage druk. Wat ben ik?

Wat is de functie van de kransslagader?

1. Zuurstofrijk bloed vervoeren naar alle weefsels.
2. Zuurstofarm bloed vervoeren naar het hart.
3. Vanuit de kransslagader vertakken de andere slagaders.
4. Het hart voorzien van zuurstof en voeding.

De uitwisseling van zuurstof en kooldioxide vind plaats in de

1. haarvaten
2. longen
3. aders
4. slagaders

Het zuurstofarme bloed wordt vanuit de rechterboezem en rechterkamer via de longslagaders naar de longen gepompt. Daarna stroomt zuurstofrijk bloed via de longader naar het hart. Dit is de:

Hoeveel liter bloed heeft een volwassen persoon?

1. 9
2. 7
3. 5
4. 3

Wat is de gemiddelde hartslag per minuut bij een volwassen persoon?

1. 80
2. 76
3. 72
4. 68

60 tot 90

Je hartslag kan je op verschillende plaatsen voelen. Je voelt dit aan de slagader.
Welke slagader hoort daar niet bij?

1. slaapslagader
2. beenslagader
3. enkelslagader
4. halsslagader

Waar let je op als je je hartslag controleert?

1. Slag, frequentie en gelijkmatigheid.
2. Frequentie, ritme en kracht.
3. Gelijkmatigheid, frequentie en ritme.
4. Ritme, frequentie en druk.

Meneer Klop heeft flink koorts. Zijn hartfrequentie kan als gevolg van de koorts:

1. verlaagd zijn.
2. verhoogd zijn.
3. gelijk zijn gebleven.
4. onregelmatig zijn.

Bij een temperatuurstijging van 1 graad neemt de hartfrequentie 8 tot 12 slagen toe.

Een bloedstolsel wordt meegevoerd met het bloed. Dit heet een:

Welke cliënten hebben meer risico op trombose?

1. Cliënten met hartproblemen.
2. Cliënten die niet mobiel zijn.
3. Cliënten die bloedverdunners slikken.
4. Cliënten met een verlaagde bloeddruk.

Stoffen zetten zich af tegen de bloedwand. De bloedwand wordt ruw, nauwer en minder elastisch. Er is sprake van:

1. Arteriosclerose
2. Trombose
3. Cerebrovasculair acccident
4. Hartinfarct

De pompfunctie van het hart schiet tekort.
Wat is het gevolg?

1. Vermoeidheid.
2. Kortademigheid bij inspanning.
3. Dikke voeten.
4. Zuurstoftekort in de weefsels.

Waar is revalidatie op gericht?

1. Binnen 12 maanden zoveel mogelijk functie terugkrijgen.
2. Weer kunnen functioneren in de maatschappij.
3. Zelfredzaamheid bevorderen binnen 12 weken.
4. Zelfstandig adl-taken uit kunnen voeren.

Een spraakstoornis ten gevolge van een CVA noemen we:

Hoe vond je deze quiz?