H3 woordenschat (1e + 2e les)

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Lesboek
  • Schrift
  • 1-blikagenda
  • Pen











1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Lesboek
  • Schrift
  • 1-blikagenda
  • Pen











Slide 1 - Slide

Maandag 17 januari
  • H3, woordenschat: opdr. 1 t/m 7
  • Leesboek (C- of D-boek) uit mediatheek kiezen (12 jaar of ouder)
Volgende week maandag en dinsdag meenemen naar de les!

















Huiswerk

Slide 2 - Slide

Maandag 17 januari & dinsdag 18 januari:
  • S.O. K&L
  • Niet voorbereiden!
  • Cijfer voor P3
  • Laatste keer volgt nog (in P3)

















S.O. Kijken & luisteren (1x)

Slide 3 - Slide

  • Luisteren naar instructie
  • Doe-woorden, signaalwoorden, opsommingstekens






Vorige lessen

Slide 4 - Slide







H3 Kijken en luisteren

H3 Woordenschat


















Na de lessen deze week..


  • kun je eenvoudige instructies begrijpen. 

  • ken je de betekenis van veelvoorkomende voorvoegsels.
  • kun je de betekenis van woorden vinden met behulp van voorvoegsels.
Doel

Slide 5 - Slide

Je kent de betekenis van veelvoorkomende voorvoegsels.
Je kunt deze voorvoegsels gebruiken om de betekenis van woorden te vinden.

Doel

Slide 6 - Slide

  • heropenen
  • herexamen
  • herbeleven
  • herbouwen
  • hervatten

Voorvoegsels

Slide 7 - Slide

Welk voorvoegsel zag je net?

Slide 8 - Open question

Wat zou 'her' betekenen?

Slide 9 - Open question

  • Een voorvoegsel kan je helpen de betekenis van het woord te vinden.
Voorvoegsels: waarom?

Slide 10 - Slide

  • non- = niet, zonder

  • non-alcoholisch = zonder alcohol, geen alcohol
Voorvoegsels

Slide 11 - Slide

  • on- = niet

  • onnodig = niet nodig
Voorvoegsels

Slide 12 - Slide

  • mis- = verkeerd, fout

  • misbruik maken van de situatie = verkeerd gebruik maken van de situatie
Voorvoegsels

Slide 13 - Slide

  • wan- = slecht, verkeerd

  • wanbeleid = slecht beleid, verkeerd beleid
Voorvoegsels

Slide 14 - Slide

  • her- = weer, opnieuw

  • herexamen moeten doen = opnieuw het examen moeten doen
Voorvoegsels

Slide 15 - Slide

  • ex- = niet meer, van vroeger

  • ex-collega = collega van vroeger
Voorvoegsels

Slide 16 - Slide

  • inter- = tussen (twee of meer gebieden)

  • intercity = trein tussen twee of meer gebieden
Voorvoegsels

Slide 17 - Slide

Voorvoegsels
Betekenis
niet, zonder
niet
verkeerd, fout
slecht, verkeerd
weer, opnieuw
niet meer, van vroeger
tussen
mis-
non-
on-
wan-
her-
ex-
inter-

Slide 18 - Drag question

Kies het juiste voorvoegsel
De grap was niet op zijn plaats. De grap was                                     plaatst.
her
on
mis
wan
non
ex
inter

Slide 19 - Drag question

Kies het juiste voorvoegsel
LessonUp is een manier om iedereen mee te laten doen en te laten reageren. LessonUp is een                          actief programma. 
her
on
mis
wan
non
ex
inter

Slide 20 - Drag question

Kies het juiste voorvoegsel
Als je een                         daad begaat, kom je vaak in de gevangenis.        
her
on
mis
wan
non
ex
inter

Slide 21 - Drag question

Kies het juiste voorvoegsel
Als de lockdown voorbij is, zijn restaurants en winkels misschien wel                         stop open.         
her
on
mis
wan
non
ex
inter

Slide 22 - Drag question

Laatste vraag!

Slide 23 - Slide

Kies het juiste voorvoegsel
Sinds vorige week is mijn vriend niet meer mijn vriend. Hij is mijn                         -vriend. 
her
on
mis
wan
non
ex
inter

Slide 24 - Drag question



Wat?
  • H3, woordenschat: opdr. 1 t/m 7
  • Let op: opdr. 2, vraag 11: woordenlijst maken

Hoe?
  • Boek + schrift

Klaar? 
  • Nakijken
  • Woordenlijst oefenen (vraag linkje)




Heb je hulp nodig?
Kijk eerst naar het stoplicht.
 


Rood? Stil. 
Stel je vraag aan de docent (alleen als je echt niet verder kunt).
Geel? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je.
Groen? Fluisterniveau. 
Vraag je buurman of buurvrouw of de docent.

Aan het werk
timer
1:00

Slide 25 - Slide






Na deze les...
  • ken je de betekenis van veelvoorkomende voorvoegsels.
  • kun je deze voorvoegsels gebruiken om de betekenis van woorden te vinden.


Doel

Slide 26 - Slide

Ik ken de betekenis van veelvoorkomende voorvoegsels. 0 = nee, 100 = ja
0100

Slide 27 - Poll

Ik kan deze voorvoegsels gebruiken om de betekenis van woorden te vinden. 0 = nee, 100 = ja
0100

Slide 28 - Poll

Volgende les
Deze week:
  • Leesboek (C- of D-boek) uitzoeken

Volgende week:
  • H3 woordenschat af
  • Eerste twee keer S.O. K&L
  • Leesboek mee









Slide 29 - Slide