1kbc donderdag 15 april, Over Taal blok 3: woordenschat

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag: 
  • Doel van de les
  • Over Taal: verder met woordenschat 
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting les

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Na deze les:


Weet je wat klankvaste en klankveranderende werkwoorden zijn
Heb je een grotere woordenschat





Slide 3 - Slide

De vorige keer
Wat zijn klankvaste werkwoorden ook alweer? 
En klankveranderende?

Slide 4 - Slide

Zet het werkwoord in de verleden tijd, is het:
klankvast of klankveranderend?
Lezen                                         Werken
Bedenken                                   Bewegen
Verwerken                                  Eten                                  
Bewegen                                    Zeggen
Vertellen                                     Drijven
Bellen                                         Bouwen

Slide 5 - Slide

Woordenschat oefenen
https://quizlet.com/586678277/flashcards

Kun je een zin maken met...?

Slide 6 - Slide

Welk woord hoort in de zin?
- ..... heb ik een nieuwe auto gekocht (pas geleden)     Onlangs, aandachtig of eventueel?

- Deze tip is zeer ..... voor de toets (bruikbaar)             Typisch, vanzelfsprekend of nuttig?

- ..... luisterde ik naar de docent (met veel aandacht)   Aandachtig, eventueel of        
                                                                                      vanzelfsprekend?

- Ik vind die persoon ..... vervelend (beslist)                  Ronduit, typisch of eventueel?

- Die .... zoekt altijd het gevaar op (Iemand die erop uit is om van alles te beleven) Architect, avonturier of attractie?

Slide 7 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden
  1. Lees een stapje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd
  2. Kijk naar bekende stukjes in het woord
  3. Kijk naar plaatjes bij de tekst
  4. Vraag de betekenis of zoek het op in een          woordenboek/google

Slide 8 - Slide

Het woordenboek
Woorden kunnen verschillende vormen hebben.
In het woordenboek moet je daarom zoeken naar het grondwoord
Bij werkwoorden is het grondwoord altijd het hele werkwoord
       bijvoorbeeld 'lopen'
Bij zelfstandige naamwoorden is het grondwoord altijd het enkelvoud:               bijvoorbeeld 'boom'
Bij sommige woorden zoek je op de kortste vorm

Slide 9 - Slide

Bijvoorbeeld:
  • Als er bijvoorbeeld 'bevond' (persoonsvorm) in de zin staat, zoek je naar het hele werkwoord: bevinden
  • Bij een voltooid deelwoord, zoals bijvoorbeeld 'gelopen' zoek je ook naar het hele ww: lopen
  • Bij een woord als 'harde' zoek je naar de kortste vorm: hard

Slide 10 - Slide

Nu jij
Wat
Blok 3, over taal, woordenschat: Paragraaf 3.11: fouten verbeteren
Hoe
Zelfstandig
Hulp nodig?
Vraag de docent
Hoe lang
15 minuten
Klaar?
Dan door met paragraaf 3.11: opdrachten tot en met 32 afmaken

Slide 11 - Slide

Afsluiten

* Ken je nu meer woorden dan eerst?
* Wat vond je ervan?
* Huiswerk opdrachten :


Blok 3, over taal, woordenschat: Paragraaf 3.11: opdrachten tot en met 32 afmaken

 


    
            


Slide 12 - Slide