De kunst van het koffiedrinken in Italië


De kunst van het koffie
drinken in Italië 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson


De kunst van het koffie
drinken in Italië 

Slide 1 - Slide

Test je voorkennis
Lees de tekst nog niet. Bekijk de illustratie en de bronnen. Lees de inleiding en de kopjes.

Zometeen komen er beweringen -> Geef aan of de bewering WAAR of NIET WAAR is. 

Slide 2 - Slide

Als een Italiaan om 'caffè' vraagt, bedoelt hij 'espresso'.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 3 - Quiz

Als je koffiebonen niet meteen na het malen gebruikt, gaat een deel van de smaak verloren.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz

Arabica-koffie is koffie zoals ze die in Arabië drinken.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quiz

Cappuccino wordt in Italië alleen bij het ontbijt gedronken.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 6 - Quiz

De kunst van het koffie drinken is ontstaan in het Romeinse Rijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 7 - Quiz

Echte espresso heeft altijd een schuimlaagje.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quiz

Een barista is een Italiaans koffiezetapparaat.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 9 - Quiz

Een nationaal Italiaans instituut schrijft voor aan welke eisen de Italiaanse espresso moet voldoen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quiz

Espresso wordt altijd uit porseleinen kopjes gedronken.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quiz

Koffiebonen bevatten olie.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quiz

Langer geroosterde bonen hebben meer smaak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 13 - Quiz

Op cappuccino wordt altijd een beetje cacao gestrooid.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quiz

Voor espresso gebruik je gewone bonen, alleen de maling is anders.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 15 - Quiz

globaal lezen 
Lees de tekst globaal en daarna tot aan de aangegeven regel. Er komen zometeen meerkeuzevragen over bepaalde tekstgedeeltes. 

Slide 16 - Slide

1 Lees t/m regel 6. Wat betekent 'geen sinecure'? (regel 1)
A
een echte kunst
B
een levensbehoefte
C
een oude traditie
D
een serieuze bezigheid

Slide 17 - Quiz

2. Lees t/m r.19. Op welk gebied is er GEEN voorschrift van het I.N.E.I.?
A
de duur van het zetten
B
de maat van het kopje
C
de soort koffiebonen
D
de temperatuur van het water

Slide 18 - Quiz

3. Lees t/m r.30. Waarop heeft de maling van de bonen invloed?
A
de dikte van het straaltje koffie
B
de smaak van de crema
C
de sterkte van de koffie
D
het vetgehalte van de koffie

Slide 19 - Quiz

4. Lees t/m r.48. Welk kenmerk van espresso is ingevoerd door de barman van het Antico Caffè Greco?
A
De koffie kwam niet meer uit de koloniën.
B
De koffie werd in heel kleine kopjes geserveerd.
C
De koffie werd zwart met suiker gedronken.
D
Er werd pure, onvermengde koffie gebruikt.

Slide 20 - Quiz

5. Lees t/m r.62. Waarnaar moet je in een Italiaanse koffiebar vragen als je een espresso wilt?
A
un caffè
B
un espresso
C
un ristretto
D
una tazzina

Slide 21 - Quiz

6. Lees t/m r.79. Wat is het verschil tussen caffè lungo en caffè americano?
A
Aan americano is minder water toegevoegd dan aan lungo
B
Aan americano wordt tijdens het zetten extra water toegevoegd.
C
Aan americano wordt na het zetten extra water toegevoegd.
D
Americano ligt in sterkte tussen espresso en lungo in.

Slide 22 - Quiz

7. Lees tot het einde van de tekst. In welke koffievariant zit de meeste melk?
A
caffè macchiato
B
cappuccino
C
caffè sospeso
D
latte macchiato

Slide 23 - Quiz

8. Wat is het belangrijkste doel van deze tekst?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 24 - Quiz

werkwoorden met prefixen
Werkwoorden krijgen vaak door toevoeging van een prefix (voorvoegsel) een heel andere betekenis dan het oorspronkelijke werkwoord. 
Maak opdracht 3A op je blaadje. 

Slide 25 - Slide

signaalwoorden en hun functie
Signaalwoorden geven het verband aan tussen woorden, conclusie - toelichting - opsomming - reden - tegenstelling - toegeving - tijd - vergelijking - voorwaarde.

Slide 26 - Slide

Welk verband
conclusie - toelichting - opsomming - reden - tegenstelling -toegeving - tijd - vergelijking - voorwaarde.
1 bijvoorbeeld (r.9)
2 uiteindelijk (r.14)
3 en (r.14)
4 maar (r.22)
5 namelijk (23)

Slide 27 - Slide

conclusie - toelichting - opsomming - reden - tegenstelling -toegeving - tijd - vergelijking - voorwaarde.
6 als (r.26)
7 waardoor (r.28)
8 evenmin (r.30)
9 daardoor (r.40)
10 echter (r.43)
11 hoewel (r.47)
12 als (r.51)
13 nadat (r.67)
14 dus (r.72)
15 naast (r.84)
16 zo (r.93)

Slide 28 - Slide

Eén signaalwoord, verschillende verbanden. Beantwoord de vragen.

1 Welk verband drukt het signaalwoord dan uit in regel 3, 21, 59? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 En welk verband drukt dan uit in regel 55 en 58? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Herschrijf de zin ' Wil je ....een glaasje' (r 58-59) en maak gebruik van een signaalwoord/ signaalwoorden. . . . . . . . . . . . . . . .

Slide 29 - Slide

nationale eet- of drinkgewoontes
Zoals de Italianen het koffiedrinken hebben, zo hebben ook de meeste andere landen speciale eet- of drinkgewoontes waarmee ze zich onderscheiden. 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

afronding
Iedereen heeft opdracht 4 gemaakt - we gaan elkaars teksten over eet- en drinkgewoontes lezen. 

Slide 32 - Slide