This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welcome
English
Mevrouw van Eunen
Verleden tijd (past simple): toen en precies
Slide 1 - Slide
Lesson aims
At the end of this lesson:
You can describe the grammar rules of the past simple
You can create at least 3 sentences with the past simple.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Past Simple
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over
feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat
die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.
stam +ed / onregelmatig werkwoord
Slide 4 - Slide
Spellingsregels regelmatige werkwoorden
• soms dubbele medeklinker i.v.m. de uitspraak:
stam: stop verleden tijd: stopped
• y na medeklinker -ie:
stam: try verleden tijd: tried
• l verdubbelt in werkwoorden als:
stam: travel verleden tijd: travelled
Slide 5 - Slide
Past Simple: visit
Slide 6 - Open question
Past Simple: begin
Slide 7 - Open question
Past Simple: explain
Slide 8 - Open question
Fill in the past simple: I .............. to my neighbour yesterday.
A
drive
B
drives
C
drove
D
have driven
Slide 9 - Quiz
Create 3 sentences using the past simple. Choose from the verbs: teach, remember, discuss, write down, achieve, develop, enter, fill in, receive, wonder. Or choose your own verbs!
Slide 10 - Open question
Studiemeter maken
niv. 4: Can do online > Can do welzijn-B1 > unit 2> grammaticablok 1 > verleden tijd: toen en precies 4 oefeningen.
niv. 3: Can do online> Can do welzijn-B1 > unit 2> grammaticablok 2 > verleden tijd: toen en precies 4 oefeningen.
Slide 11 - Slide
Ik heb extra hulp nodig bij dit onderdeel. Als je "ja" hebt geantwoord, aub contact met mij opnemen.