Pak je pen, boek, map & schrift.
Oortjes & telefoon bij de coach.
This lesson contains 22 slides, with text slides.
Pak je pen, boek, map & schrift.
Oortjes & telefoon bij de coach.
Tip: bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.
Functies van teksgedeelten
Functies van tekstgedeelten
6. Hypothese: Een voorlopige stelling/veronderstelling die de schrijver in de rest van de tekst probeert te bewijzen.
7. Stelling: Een bewering die de schrijver met argumenten moet onderbouwen. Synoniem: bewering, mening, standpunt.
8. Tegenwerping: Er worden bezwaren of bedenkingen weergegeven tegen een eerdere bewering of argumentatie.
9. Toepassing: Na een beschreven theorie volgt een toepassing of praktische uitvoering ervan.
10. Voorbehoud: Er wordt een voorwaarde beschreven waaraan voldaan moet worden.
Tekststructuren 1/3
- Voordelen-en-nadelenstructuur: Wat zijn de voor- en nadelen van een verschijnsel?
In het slot staat afweging, conclusie of samenvatting.
Geen duidelijke keuze? = beschouwing
Wel duidelijke keuze? = betoog
Tekststructuren 2/3
- Vroeger-en-nustructuur: het gaat om ontwikkeling in de tijd. Twee periodes worden tegenover elkaar gezet: verleden vs. heden.
Hoofdvraag: wat is er veranderd?
Alleen veranderingen beschreven = uiteenzetting.
Verschillende manieren van bekijken = beschouwing.
Eigen standpunt ingenomen = betoog.
Mengvormen zijn mogelijk!
In het slot samenvatting, conclusie of aanbeveling.
Tekststructuren 3/3
- Vroeger-nu-toekomststructuur: Ook ontwikkelingen. Vaak nadruk op geleidelijkheid van ontwikkelingen i.p.v. scherp contrast zoals vroeger-en-nustructuur.
Hoofdvraag: wat is er al veranderd, wat gaat er nog veranderen?
Kan ook uiteenzetting, beschouwing of betoog zijn.
In het slot toekomstverwachting.
Tekststructuren 2/3
- bewering-en-argumentstructuur: Met welke argumenten wordt een bewering onderbouwd? Zowel bewering als de argumenten staan in de tekst.
In het slot staat een conclusie.