This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
CVA staat voor:
A
centraal vasculair accident
B
cerebro vasculair accident
C
cerebro vasculair accent
D
cerebro vocaal accident
Slide 1 - Quiz
Wat is geen teken van een CVA?
A
Hangende mondhoek
B
Arm moeilijk bewegen
C
Voet moeilijk bewegen
D
Moeilijke spraak
Slide 2 - Quiz
20% van alle CVA's is een bloedig CVA. Wat is de oorzaak van een bloedig CVA?
A
embolie
B
hypertensie
C
trombose
D
ontsteking van een hersenzenuw
Slide 3 - Quiz
Welke symptomen passen bij een CVA in de rechter hemisfeer?
A
Hemiparese links, eerst hypotoon, later hypertoon
B
Hemiparese links, eerst hypertoon, later hypotoon
C
Hemiparese rechts, eerst hypotoon, later hypertoon
D
Hemiparese rechts, eerst hypertoon, later hypotoon
Slide 4 - Quiz
Wat is een TIA
A
Een tijdelijke hersenbloeding
B
Een tijdelijk verstopte bloedvat
C
Langdurig hersenbloeding
D
Langdurig verstopte bloedvat
Slide 5 - Quiz
Waarvoor staan de letters bij de FAST-test
Slide 6 - Open question
Welk onderzoek wordt zo snel mogelijk gedaan na een CVA?
A
EEG
B
MRI
C
Röntgenfoto schedel
D
CT-scan
Slide 7 - Quiz
Wat wordt er bij trombolyse gedaan?
A
Met een operatie wordt een bloeding weggehaald
B
Er wordt voorkomen dat er een embolie ontstaat
C
Er worden stollingsmiddelen gegeven
D
Met alteplase wordt een stolsel opgelost
Slide 8 - Quiz
Binnen hoeveel tijd na een CVA kan er trombolyse uitgevoerd worden?
A
1 uur
B
4,5 uur
C
24 uur
D
altijd
Slide 9 - Quiz
Hoe goed scoor jij jezelf bij de betekenis van de volgende begrippen: afasie, apraxie, agnosie, persevereren, hemiplegi, hemiparese, dysartrie, hemianopsie, neglect?