Ortho - autisme

Orthopedagogiek
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Orthopedagogiek

Slide 1 - Slide

Planning
Vandaag laatste les periode 3 
Autisme - Brainblocks 

Denk aan: afronden portfolio opdracht 1 + 2 
Volgende week: autisme belevingscircuit, daarna afronden portfolio opdracht 3 
Opdracht 1 + 2 + 3 inleveren op 26 april 23:59 uur. 

Slide 2 - Slide

Familieopstellingen
18 april: Yonah + Damian (11:00 - 12:00) Voor de workshop

25 april onder SLB: Emma, Lauren, Sanne (11:45 - 12:45)

Mark, Wes, Jurre nog plannen 
Madelief en Nikita 
Yonne

Slide 3 - Slide

Theorie
  • Wat is autisme?
  • Wat is autisme niet?
  • Autismespectrumstoornissen
  • Diagnose
  • Kenmerken (sociaal, communicatie, interesses)
  • Overprikkeld raken
  • Opdracht: sterke kanten
  • Opdracht: begeleiding

Slide 4 - Slide

Waar denk je aan bij Autisme?

Slide 5 - Mind map

Wat is autisme?
  • Kun je het aan de buitenkant zien?
  • Informatieverwerkingsprobleem 
  • Zintuigen --> verwerking --> respons

  • Autisme is 'pervasief' --> dringt door tot totale functioneren
  • Vaak sprake van eenzijdige intelligentie
    (sommige gebieden erg sterk, anderen erg zwak)

Slide 6 - Slide

Noem een voorbeeld van een
flexibel brein en blokjes brein

Slide 7 - Open question

Theory of Mind
Het vermogen om een beeld te kunnen vormen van het standpunt van een ander. 

Het inzicht dat andere mensen ook anderen ideeën / overtuigingen hebben dan jij zelf. 

Het sociale verkeer kunnen begrijpen. 

Slide 8 - Slide

Samenhang en context
centrale coherentie (samenhangend beeld)
contextblindheid (geleerd in situatie 1 -> toepassen situatie 2)

Slide 9 - Slide

1

Slide 10 - Video

01:25
Kun je executieve functies trainen?
A
Nee, dat kan niet
B
Ja, dat kan wel
C
Dat kan met 1 soort
D
Dat kan met een aantal soorten

Slide 11 - Quiz

Wat is autisme niet?
Autisme is GEEN defect. Het is een stoornis. Juiste begeleiding kan nog wel verbetering geven.

- Autisme wordt niet veroorzaakt door opvoeding
- Autisme is niet voorbijgaand (niet te genezen)
- Autisme ontstaat niet door vaccinatie

Slide 12 - Slide

Vroeger en nu
  • Vroeger werd onderscheid gemaakt binnen ASS
    - PDD-NOS
    - Asperger 
    - Klassiek Autisme

    Nieuwe DSM-5: alle kenmerken vallen onder ASS

    Termen worden in praktijk nog wel gebruikt. 

Slide 13 - Slide

Klassiek autisme
PDD-NOS
Asperger
Weinig wederkerigheid
Milde vorm van ASS
Neiging tot 'ouwelijk' praten

Slide 14 - Drag question

Diagnose stellen
  • Sterkte- zwakte analyse maken.
    In alle leefdomeinen van de persoon. 

  • Ontwikkelingsanamnese 
  • Aanvullend onderzoek (psychologisch, medisch, genetisch)
  • Vragenlijsten (bv op sociaal-communicatief gedrag)
  • Observatie / screening

Slide 15 - Slide

Kenmerken autisme
1. Sociale interactie. Moeite met inleven en interactie. Betekenissen van sociaal verkeer. 

Mogelijk gedrag
- Afzijdig. Afsluiten voor contact 
- Lage wederkerigheid
- Overduidelijk aangeleerd / beleefd gedrag

Slide 16 - Slide

Kenmerken autisme
2. Beperking in communicatie. Expressief: uiten van eigen bedoeling. Receptief: begrijpen wat een ander bedoelt. 

Mogelijke kenmerken
- onze taal is vaak te symbolisch, abstract, figuurlijk = lastig
- Bijzondere spraak: te luid, monotoon, te snel, eigenaardig
- Moeite met gesprekje starten / vormgeven

Slide 17 - Slide

Kenmerken autisme
3. Beperking in verbeeldingsvermogen. Ontwikkeling van fantasie en verbeelding: te sterk of juist te zwak (niet tot spel komen). 

Mogelijke kenmerken
- wereld voorspelbaar maken: fladderen, wiegen, tollen
- obsessie voor bepaalde interesse, gedachte, activiteit
- moeilijk om gevolgen van bepaald gedrag te overzien

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

TIPS
- Voorspelbaarheid. Zeg wat je doet, doe wat je zegt
- Zaken ordenen: werk, vrije tijd, huishouden, huiswerk
- Structuur bieden (hoe doe je dat?)
- Geduldig 
- NIET doen: overnemen van taken en beslissingen. 
- Spreek duidelijk. Gebruik niet teveel emotie
- Zorgvuldigheid in contact. Aanpassing (de ander kan dit moeilijk!)
- Check of je elkaar snapt (ontspanning kan voor jou iets anders betekenen)

Slide 22 - Slide