What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling klas 1 HV
Werkwoordspelling
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
PVTT (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
Zoek eerst het onderwerp dat erbij hoort!
Makkie! Gewoon 'lopen' gebruiken en dan doe je het altijd goed.
Slide 3 - Slide
Benoem het werkwoord tussen haakjes:
Na een lange wandeling moesten wij wel even (rusten)
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD
Slide 4 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Na een lange wandeling moesten wij wel even (rusten)
A
ruste
B
rusten
C
rustte
D
rustten
Slide 5 - Quiz
Benoem het werkwoord tussen haakjes:
(Ondervinden) je nu veel last van die blessure?
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD
Slide 6 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
(Ondervinden) je nu veel last van die blessure?
A
Ondervind
B
Ondervint
C
Ondervindt
Slide 7 - Quiz
PVVT (persoonsvorm verleden tijd)
Sterke werkwoorden
Hebben geen regels! Dit moet je weten door te lezen.
Zwakke werkwoorden
Kijk bij het sexy fokschaap alleen naar de medeklinkers!
Slide 8 - Slide
Benoem het werkwoord tussen haakjes:
De ontzettende saaie uitstapjes op de basisschool in Rotterdam (kosten) vroeger maar weinig geld:
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD
Slide 9 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
De ontzettende saaie uitstapjes op de basisschool in Rotterdam (kosten) vroeger maar weinig geld.
A
koste
B
kosten
C
kostte
D
kostten
Slide 10 - Quiz
Benoem het werkwoord tussen haakjes:
Vorige week (beleven) het zieke jongetje de dag van zijn leven!
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD
Slide 11 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Vorige week (beleven) het zieke jongetje de dag van zijn leven!
A
beleefte
B
beleefde
C
beleevte
D
beleevden
Slide 12 - Quiz
INF (infinitief)
Pas op:
- Apen kunnen niet vliegen.
pvtt inf
Bij bovenstaande zin kun je voor beide werkwoorden 'wij' zetten, maar de persoonsvorm gaat voor.
Slide 13 - Slide
VD (voltooid deelwoord)
1. Zoek eerst de persoonsvorm!
2. Is deze een vorm van 'hebben', 'zijn' of 'worden'?
3. Ja? Dan is het laatste werkwoord een voltooid deelwoord.
Voltooid deelwoorden beginnen vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er-, her-, mis-.
Slide 14 - Slide
Benoem het werkwoord tussen haakjes:
Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
PVTT
B
PVVT
C
INF
D
VD
Slide 15 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
Slide 16 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Wij hebben al heel wat rare dingen met haar (beleven).
A
beleefd
B
beleeft
Slide 17 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Drie ongevallen hebben tot een verkeerschaos (geleiden).
A
geleit
B
geleidt
C
geleid
Slide 18 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Voor dat feest hebben zij zich behoorlijk (uitsloven).
A
uitgesloofd
B
uitgeslooft
Slide 19 - Quiz
OVD (onvoltooid deelwoord)
Ander woord: tegenwoordig deelwoord
Het is nog bezig, terwijl je het doet. Er gebeuren dus twee dingen tegelijk.
Knipogend
fietste hij voorbij.
De mannen vielen
knokkend
door de deur.
Slide 20 - Slide
Spel het werkwoord tussen haakjes:
(Huilen) zocht het kind naar zijn moeder.
A
Huilen
B
Huilend
C
Huilent
Slide 21 - Quiz
VD als BN
(voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
Zie je achter een werkwoord een ZN staan dat erbij hoort?
Dan is het een VD bijv. gebruikt!
Zorg ervoor dat je het zo kort mogelijk schrijft (en moet goed uit te spreken zijn).
Slide 22 - Slide
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Het (stranden) schip (worden) morgen losgetrokken.
A
gestrande, word
B
gestrandde, word
C
gestrande, wordt
D
gestrandde, wordt
Slide 23 - Quiz
Spel het werkwoord tussen haakjes:
Het (verlaten) gebouw werd door krakers bezet.
A
verlate
B
verlaten
C
verlaatte
D
verlaatten
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Vul het vdbn in.
De (afgelasten) wedstrijd
Slide 26 - Open question
Vul het vdbn in.
De (verbuigen) lepeltjes
Slide 27 - Open question
Vul het vdbn in.
Het (ontbloten) bovenlijf
Slide 28 - Open question
Vul het vdbn in.
De (beantwoorden) brief
Slide 29 - Open question
Vul het vdbn in.
De (vermelden) details
Slide 30 - Open question
Vul het vdbn in.
De (poten) aardappels
Slide 31 - Open question
Vul het vdbn in.
De (zouten) haring
Slide 32 - Open question
Vul het vdbn in.
De (uitbarsten) vulkaan
Slide 33 - Open question
Welke vorm van het werkwoord?
De gisteren toegesnelde artsen zijn bekwaam.
A
Toegesnelde = voltooid deelwoord
B
Toegesnelde = pvtt
C
Toegesnelde = vdbn
D
Toegesnelde = pvvt
Slide 34 - Quiz
Maak twee zinnen: een met vergrote + een met vergrootte
Slide 35 - Open question
Spel het werkwoord tussen haakjes:
De douane haalde de mensen met de (vervalsen) paspoorten er meteen uit.
A
vervalsde
B
vervalsden
C
vervalste
D
vervalsten
Slide 36 - Quiz
Einde
Slide 37 - Slide
More lessons like this
Werkwoordspelling klas 1 HV
March 2019
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
HH Alle Werkwoordspelling
September 2020
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling klas 1V
March 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
K2 herhaling pv-vt/voltooid deelwoord
December 2021
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
M1 les 33 pv-vt/voltooid deelwoord
November 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
B2A herhaling pv-vt/voltooid deelwoord
February 2021
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
groep 7 werkwoordcito oefenen
March 2023
- Lesson with
35 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
28 days ago
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education