Woordenschat H4 deel 2: zoek een tegenstelling

Woordenschat H4 deel 2: zoek een tegenstelling
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoons in de telefoontas
Stap 2: Pak je schrift en je Chromebook.
Stap 3: Noem twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.
Stap 4: Log in in LessonUp. De code staat op het bord.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordenschat H4 deel 2: zoek een tegenstelling
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoons in de telefoontas
Stap 2: Pak je schrift en je Chromebook.
Stap 3: Noem twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.
Stap 4: Log in in LessonUp. De code staat op het bord.

Slide 1 - Slide

Wat ga je doen?
Leerdoel: Je kunt de betekenis van een onbekend woord raden door middel van een tegenstelling.
Hoe gaan we dat bereiken?
- 1ma: pitch. 1mb: Lezen in je nieuwe leesboek
- Nakijken woordenschat H4: opdracht 1 t/m 4
- Mondelinge overhoring
- Oefenen woordenschat H4 helemaal
- Huiswerk volgende keer: Opdracht 5 t/m 9
- Afsluiting: Controleren leerdoel

Slide 2 - Slide

Lezen/Pitch
1ma: Pitch: Kyano, Lars en Dycke
1mb: Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Nakijken huiswerk: opdr. 1
1. outdooractiviteiten - binnen
2. goedkoop - prijzig
3. traag - snel
4. ijverig - lui

Slide 4 - Slide

Opdracht 2
Vraag 1: maar (al. 1), integendeel (al. 1), echter (al. 1), aan de ene kant, aan de andere kant (al. 1), hoewel (al. 2), maar (al. 2), anderzijds (al. 2), daarentegen (al. 3) 
Vraag 2
1. internationaal - in ons land - in andere landen
2. alledaagse - bijzondere - geen bijzondere
3. spectaculaire - gewone - bijzondere
4. mentaal - fysiek - geestelijk
5. ogenblikkelijk - niet meteen - meteen
6. gevorderden - beginners - geen beginners, mensen die al een vrij hoog niveau hebben.
7.  riskante - zonder gevaar - gevaarlijke
8.  twijfel - weet zeker - weet niet zeker

Slide 5 - Slide

Vervolg opdracht 2
Vraag 5: B iets wat in de weg staat.

Slide 6 - Slide

Opdracht 3
1 bloedmooi – foeilelijk

2 broodmager – moddervet
3 steenrijk – straatarm
4 bloedheet – ijskoud
5 gitzwart – spierwit
6 springlevend – morsdood
7 vederlicht – loodzwaar
8 peperduur – spotgoedkoop
 







Slide 7 - Slide

Opdracht 4

1 door dik en dun – onder alle omstandigheden
2 bij hoog en laag – krachtig, vasthoudend
3 werd er niet warm of koud van worden – trok zich er niets van aan
4 waren als water en vuur zijn – waren vijanden
5 vroeg of laat – ooit
6 na veel plussen en minnen – na piekeren, nadenken 





Slide 8 - Slide

Mondelinge overhoring
Welke leerling is er aan de beurt voor een MO over H3 en H4 t/m twijfelen?

Slide 9 - Slide

Geef de betekenis van het woord: gering.

Slide 10 - Open question

Wat is de betekenis van het woord: de welgestelden?

Slide 11 - Open question

Welke uitdrukking wordt hier bedoeld?

Slide 12 - Open question

Aan de slag
Wat: Je maakt online opdracht 5 t/m 9 op blz. 104 en 105
Hoe: Je werkt de eerste 5 minuten in stilte. Daarna fluisterend overleggen.
Hulp: Ik loop rond voor hulp.
Tijd: 5 minuten voor het einde van de les controleren we het leerdoel.
Uitkomst: Je werkt met de woordenlijst en deze leer je nu ook beter.
Klaar: Als je klaar bent, kun je lezen/ je pitch voorbereiden.

Slide 13 - Slide

Noteer de betekenis van het woord eindeloos uit de volgende zin: Ik wilde hiermee stoppen, maar dit is echt eindeloos.

Slide 14 - Open question