Grammatica hoofdstuk 1 (les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek
  • je schrift
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek
  • je schrift

Slide 1 - Slide

Planning
  • Bespreken van huiswerk
  • Herhalen hoofdzin/bijzin
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreken
1.7 opdrachten:  pagina 55
5 tot en met 10. 5d 9c

Tip 1: het lijdend voorwerp begint nooit met een vz
Tip 2: bij het meewerkend voorwerp aan/voor weg kunnen laten of juist erbij denken.

Slide 3 - Slide

Enkelvoudig en samengestelde zin (p.59)
De poes miauwt.
Ze heeft honger.

  • De poes miauwt, want ze heeft honger.

Heeft twee of meer persoonsvormen.

Slide 4 - Slide

Voegwoord
Zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord.

Timo voetbalt goed,|| want hij scoort elke wedstrijd.
Hij wordt als eerste gekozen, || omdat hij goed voetbalt.
Omdat hij speelt, || word ik niet gekozen.

ZET VOOR HET VOEGWOORD DE || OF NA DE KOMMA

Slide 5 - Slide

Samengestelde zin (p. 58)
De delen van de samengestelde zin hebben een naam.

Hoofdzin: 
  • onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar
  • er kan geen ander woord tussen
Bijzin:
  • onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar
  • OF er kan het woordje 'niet' tussen

Slide 6 - Slide

Hoofdzin bijzin
Timo voetbalt goed,|| want hij scoort elke wedstrijd.

Hij wordt als eerste gekozen, || omdat hij goed voetbalt.

Omdat hij speelt, || word ik niet gekozen.



Slide 7 - Slide

Samengestelde zin (p.58/59)
Samengestelde zin => 2 persoonsvormen (of meer).



Hoofdzin:
* o en pv naast elkaar
* er kan niets tussen


Bijzin:
* o en pv niet naast elkaar
* OF er kan 'niet' tussen

Slide 8 - Slide

Volgorde samengestelde zin
Er is altijd minimaal 1 hoofdzin.

hoofdzin - || voegwoord - hoofdzin
hoofdzin - || voegwoord - bijzin
voegwoord - bijzin, || - hoofdzin
 
ZET VOOR HET VOEGWOORD DE || OF NA DE KOMMA
Voegwoord niet benoemen

Slide 9 - Slide

Leerdoelen 1.8 woordsoorten
Je kent:
- werkwoordtijden onvoltooid/voltooid, verleden/tegenwoordig
- lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfst. naamwoord, voorzetsel, voegwoord, koppel werkwoord, zelfstandig werkwoord, hulp werkwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, vragend voornaamwoord.

Slide 10 - Slide

Instructie
  • Werk alleen, maak de opdrachten in je boek.
  • Je kijkt zelf na: studiewijzer op Magister.
  • Weet je iets niet? 
  1. Lees de theorie: stappenplan pagina p. 233.
  2. Overleg zachtjes met je buur.
  3. Vraag het mij.

Slide 11 - Slide

Maken
Paragraaf 1.7
  • Maak opdracht 11, 12, 15 en 16.
  • Kijk zelf goed na.
Paragraaf 1.8
  • Maak opdracht 4 en 5.
  • Kijk zelf goed na.

Herhaling woordsoorten?
Zoek de groene LessonUp.

Slide 12 - Slide

Afsluiting
  • Huiswerk volgende les staat in Magister.

Slide 13 - Slide

Vaste volgorde p. 233
1. Onderstreep de pv => tijdproef
2. Zet zinsdeelstrepen => zinsdeelproef
3. Benoem wg of ng
4. Benoem o: wie/wat + gezegde?
5. Benoem lv: wie/wat + gezegde + onderwerp?
6. Benoem mv: aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
7. Benoem bwb: zinsdelen die overblijven (meestal)

Slide 14 - Slide