This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toetsweek 1
QUIZ
Slide 1 - Slide
Wat hoort bij welke functie?
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Levert energie
Bevat de erfelijke informatie
Maakt eiwitten
vertering binnen de cel
Celkern
Ribosomen
Mitochondriën
Lysosoom
Slide 2 - Drag question
Welk nr. is het golgi systeem en wat doet die?
A
nr 8: het verpakt en bewerkt eiwitten
B
nr 6: het verpakt en bewerkt eiwitten
C
nr 8: het maakt eiwitten
D
nr 6: het maakt eiwitten
Slide 3 - Quiz
Als een paprika rijp wordt verandert hij van groen naar rood/geel/oranje. Welke verandering van plasmiden is de oorzaak?
A
Chloroplasten veranderen in chromoplasten.
B
Chloroplasten veranderen in leukoplasten.
C
Chromoplasten veranderen in chloroplasten.
D
Leukoplasten veranderen in chloroplasten.
Slide 4 - Quiz
Wat is het verschil tussen osmose en diffusie?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Open question
Als de extra-cellulaire vloeistof een hogere osmotische waarde heeft noemen we dat...
A
Isotoon
B
Hypotoon
C
Hypertoon
Slide 7 - Quiz
verplaatsing van zout van een hoge concentratie naar een lage concentratie is een vorm van
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
Slide 8 - Quiz
Aan mondingen van rivieren kan het bij vloed voorkomen dat zoetwaterplanten worden overspoeld met zeewater. Daardoor neemt de turgor van de cellen van deze planten af. Waardoor wordt de daling van de turgor voornamelijk veroorzaakt?
Doordat de cellen van deze planten in zeewater
A
Water verliezen
B
Water opnemen
C
Zout afgeven
D
Zout opnemen
Slide 9 - Quiz
Volgens Elaine Morgan zijn 'echte tranen' hypotonisch ten opzichte van de bloedvloeistof: het traanvocht heeft een lagere concentratie aan opgeloste deeltjes (een lagere osmotische waarde) dan de bloedvloeistof. Om te testen of dit waar is, brengt een leerling een druppel bloed en een traan op een voorwerpglaasje met elkaar in contact. Wat neemt hij onder de microscoop waar als Elaine Morgan gelijk heeft?
A
De rode bloedcellen blijven even groot
B
De rode bloedcellen krimpen
C
De rode bloedcellen zwellen
Slide 10 - Quiz
Wat is een emergente eigenschap?
Slide 11 - Open question
Wat is de functie van een lysosoom in de cel?
A
zorgt voor vertering binnen de cel
B
drager van erfelijke eigenschappen
C
vervormen van eiwitten
D
transporteren van stoffen in de cel
Slide 12 - Quiz
Bij muizen is het allel voor zwarte vachtkleur dominant over dat voor bruine vachtkleur. Van welk van de individuen kan het allel voor bruine vachtkleur bij individu 5 uiteindelijk afkomstig zijn?
A
1,2,3,4
B
3 of 4
C
1 of 2
D
2 of 3
Slide 13 - Quiz
Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard. Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart.
Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?
A
28
B
42
C
56
D
Alle 84
Slide 14 - Quiz
Bij bijen is de koningin (het vruchtbare wijfje) diploïd, de dar (het mannetje) is haploïd. Bij kruising van een donkerbruine koningin met een donkerbruine dar ontstaan wijfjes, die alle donkerbruin zijn; van de mannetjes is 50% donkerbruin en 50% lichtbruin. Het dominante allel wordt weergegeven door E.
Wat zijn de genotypen van de donkerbruine koningin en de donkerbruine dar (P) in deze kruising?
A
EE en e
B
Ee en e
C
Ee en E
D
ee en E
Slide 15 - Quiz
Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, dat is actief transport
B
diffusie, dat is passief transport
C
osmose, dat is actief transport
D
osmose, dat is passief transport
Slide 16 - Quiz
Welke celorganellen zijn betrokken bij het opslaan en beschikbaar maken van energie?
Slide 17 - Open question
Membranen bestaan uit twee fofolipide lagen met daarin moleculen die zorgen voor transport door het membraan heen. Wat voor moleculen zijn dit?
Slide 18 - Open question
In het DNA van een bepaalde bacterie zit 16 % Adenine. Wat is het percentage Guanine in die bacterie?
A
16
B
68
C
34
D
dat kun je niet weten
Slide 19 - Quiz
Wat moet de kweker doen om meer planten te verkrijgen waaraan deze lekkere aardbeien groeien?
Een aardbei
A
Hij moet de planten die ontstaan uit de uitlopers verder opkweken.
B
Hij moet deze plant kruisen met een andere plant die ook lekkere aardbeien draagt
C
Hij moet zelfbestuiving toepassen bij de bloemen van de betreffende plant.
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding staan foto's van fasen van mitose en celdeling in de worteltop van een ui, in willekeurige volgorde.
Celdeling
Slide 21 - Slide
Wat is de juiste volgorde van deze fasen?
Celdeling
A
1 – 4 – 5 – 6 – 2 – 3
B
2 – 4 – 1 – 3 – 5 – 6
C
3 – 1 – 4 – 5 – 2 – 6
D
4 – 1 – 5 – 2 – 6 – 3
Slide 22 - Quiz
Op een website over soa’s staat de volgende zin: De ziekteverwekker kan dan de afweer aantasten, zonder dat de afweer er iets tegen kan doen. – Wat is de naam van de soa die wordt omschreven? – Op welke manier kan deze soa worden aangetoond? – Wordt deze soa veroorzaakt door een virus of door een bacterie?