2.1) Je kunt het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.
Je kunt uitleggen hoe geld is ontstaan.
Je kunt de drie functies van geld aan de hand van voorbeelden uitleggen.
2.2) Je kunt uitleggen dat de geldhoeveelheid bestaat uit chartaal en giraal geld.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen de extrinsieke en intrinsieke waarde van geld.
Je kunt voorbeelden van echtheidskenmerken van geld noemen.
2.3) Je kunt de oorzaken van inflatie noemen.
Je kunt uitleggen dat inflatie een effect heeft op de koopkracht.
Je kunt de verandering van de koopkracht berekenen.