Donderdag 2 november 2023

Donderdag 2 november 2023
Woordenschat les 
Thema Eten
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donderdag 2 november 2023
Woordenschat les 
Thema Eten

Slide 1 - Slide

Lezen

Slide 2 - Slide

Rekenen in je boek

Slide 3 - Slide

Pauze tot 10.30 uur.

Slide 4 - Slide

Woordenschat les 
Thema 4: Eten

Slide 5 - Slide

de melk
  • komt uit een koe of geit
  • drinken
  • altijd wit
  • zin: Ik drink elke avond melk.
  • zin: Melk met chocolade is chocolademelk.
36

Slide 6 - Slide

het menu
  • een lijst met eten in een restaurant
  • je mag kiezen wat je eet
  • het menu - de menu's
  • zin: Er staat pizza op het menu.
37

Slide 7 - Slide

het mes
  • scherp
  • om mee te snijden
  • om mee te smeren
  • het mes - de messen 
  • zin: Ik smeer boter met een mes.
  • zin: Het mes is heel scherp.
38

Slide 8 - Slide

met
  • iemand erbij
  • iets erbij 
  • voorzetsel (in, uit, onder, naast, onder, boven etc)
  • zin: Ik ga samen met mijn zus naar school.
  • zin: Ik eet pasta met saus.
39

Slide 9 - Slide

niet
  • niet < --- > wel
  • ontkennen
  • geen
  • zin: Ik ga niet naar huis.
  • zin: Doe dat maar niet.
  • zin: Ik kan niet komen. Ik heb een andere afspraak. 
40

Slide 10 - Slide

nodig
  • het moet er zijn
  • je kunt niet zonder
  • zin: Ik heb elke dag eten nodig.
  • zin: Hij moet nodig naar de wc. 
41

Slide 11 - Slide

het ontbijt
  • het eten in de ochtend
  • het ontbijtje
  • brood of melk of yoghurt
  • zin: Ik start de dag met een lekker ontbijt.
  • zin: Mijn ontbijt is gezond. 
42

Slide 12 - Slide

Waar zie je:
melk?
36
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Vul de woorden in.

In een restaurant kan ik eten ............ van het .............
29+37
A
lekker - pizza
B
menu - kiezen
C
pizza - lekker
D
kiezen - menu

Slide 14 - Quiz

Ik eet de soep met een ............., het vlees snijd ik met een .......... en de aardappel prik ik met een ..................

Welke woorden vul je in?
33+38+56

Slide 15 - Open question

De maaltijd eten met mes, vork en lepel is netjes.

(er zijn meer goede antwoorden)
33+38+56
33+38+56
A
lepel - vork - mes
B
vork - lepel - mes
C
vork - mes - lepel
D
mes - lepel - vork

Slide 16 - Quiz

Waarmee kun je snijden en smeren?
Kies de goede foto.
38
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Maak een zin met het woord: met/ patat/ mayonaise/ ketchup
- minimaal 4 woorden
- Let op de goede volgorde: persoonswoord - werkwoord - de rest van de zin
- gebruik een hoofdletter en een punt
een persoonswoord
een werkwoord (goede vorm!)
een voegwoord



39

Slide 18 - Open question

59+40
wel
niet

Slide 19 - Drag question

Wat betekent het woord 'nodig'?
Dat gebruik je bij .......

(er zijn meer goede antwoorden)
41
A
iets wat je leuk vindt
B
Iets wat er moet zijn
C
iets wat niet nodig is
D
iets waar je niet zonder kunt

Slide 20 - Quiz

Mijn ............ is in de ............... aan het begin van de dag. Ik eet dan graag brood of yoghurt, met thee of melk.

Vul de juiste woorden in.
42
A
avondeten - avond
B
lunch - middag
C
ontbijt - avond
D
ontbijt - ochtend

Slide 21 - Quiz

Bronnen en bouwstenen

Slide 22 - Slide

Pauze tot 12.40 uur.

Slide 23 - Slide

Kunst

Slide 24 - Slide

Kunst

Slide 25 - Slide