formuleren herhaling

Antwoorden opdracht 2 blz. 135
1. ouder
2. meest romantische
3. informatiever
4. donkerder
5. beste
6. meest enthousiast

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Antwoorden opdracht 2 blz. 135
1. ouder
2. meest romantische
3. informatiever
4. donkerder
5. beste
6. meest enthousiast

Slide 1 - Slide

Antwoorden opdracht 3
1. dan
2. als
3. als
4. dan
5. als
6. dan

Slide 2 - Slide

Antwoorden opdracht 4
1. ik
2. wij
3. jij
4. zij
5. zij
6. hij

Slide 3 - Slide

Antwoorden opdracht 5
1. dan ik
2. als jij
3. als hij
4. dan zij

Slide 4 - Slide

Vul in: triest - triester - ........
A
meest triest
B
triest
C
triestst
D
triests

Slide 5 - Quiz

Vul in: braaf - braver - .........
A
meest braaf
B
braavst
C
braafst
D
braaftst

Slide 6 - Quiz

Vul in: raar - raarder - ........
A
meest raar
B
raarst
C
raarderst
D
raarsst

Slide 7 - Quiz

Vul in: Rico is langer .........
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 8 - Quiz

Vul in: Diego is slimmer .......
A
dan ik
B
dan mij
C
als ik
D
als mij

Slide 9 - Quiz

Vul in: Alkabid is even aardig .........
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 10 - Quiz

Joran kan veel beter tegen de warmte .......
A
dan ik
B
dan mij
C
als ik
D
als mij

Slide 11 - Quiz

Zijn jouw broers net zo lang .......
A
als jij
B
als jou
C
dan jij
D
dan jou

Slide 12 - Quiz

Onze spelers scoorden vaker ......
A
als hun
B
als zij
C
dan hun
D
dan zij

Slide 13 - Quiz

Romy wil later dezelfde opleiding doen ......
A
als hem
B
als hij
C
dan hem
D
dan hij

Slide 14 - Quiz

verkleinwoorden
huis - huisje
kind - kindje

Slide 15 - Slide

noteer het verkleinwoord van:
baard

Slide 16 - Open question

noteer het verkleinwoord van:
dag

Slide 17 - Open question

noteer het verkleinwoord van:
grap

Slide 18 - Open question

noteer het verkleinwoord van:
lied

Slide 19 - Open question

noteer het verkleinwoord van:
ramp

Slide 20 - Open question

noteer het verkleinwoord van:
recept

Slide 21 - Open question

soms moet je nog iets anders veranderen:

stoel - stoelTje 
schoen - schoenTje

Slide 22 - Slide

boom - boomPje
scherm - schermPje

Slide 23 - Slide

ketting - kettinKje
koning - koninKje

Slide 24 - Slide

stem - stemMETje
man - manNETje

Slide 25 - Slide

ring - ringETje
tekening - tekeningETje

Slide 26 - Slide

maak nu opdracht 2 blz. 137
klaar (thuis): handje opsteken en verder met opdracht 6

Slide 27 - Slide

1. beweginkje
2. bodempje
3. wandelingetje
4. glaasje
5. vlaggetje
6. kantoortje

7. kommetje
8. oompje
9. paadje
10. stemmetje
11. jongetje
12. campinkje

Slide 28 - Slide