Oefentoets Thema 4: Stevigheid en beweging

Oefentoets
Dit is een oefentoets voor Thema 4.
Het zijn 34 vragen.
Werk zelfstandig aan de vragen.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets
Dit is een oefentoets voor Thema 4.
Het zijn 34 vragen.
Werk zelfstandig aan de vragen.

Slide 1 - Slide

Een scooterrijder moet een helm dragen. De helm verbetert een functie van het geraamte.
Welke functie van het geraamte wordt verbeterd door de helm?
A
stevigheid geven
B
bescherming bieden
C
beweging mogelijk maken
D
vorm geven aan het lichaam

Slide 2 - Quiz

Ribben
Borstbeen
Middenrif
Wervelkolom
Longen

Slide 3 - Drag question

de schoudergordel bestaat uit
A
bovenarm en schoudertop
B
schouderbaden en sleutelbeen
C
sleutelbeen en bovenarm
D
bovenarm en onderarm

Slide 4 - Quiz

Er is een foto van Dominique haar arm gemaakt.

Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto:
Spaakbeen
Ellepijp
Middenhandsbeentjes
Handwortelbeentjes
Vingerkootjes

Slide 5 - Drag question

Waaruit bestaat de romp
A
Bekken, hoofd, arm, borstkas
B
Wervelkolom, bekken, borstkas, schouder-gordel
C
Hoofd, wervelkolom, benen, borstkas
D
bekken, benen, hoofd, armen

Slide 6 - Quiz

Het skelet van vogels lijkt op dat van de mens, maar hebben vogels ook een ellepijp?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Kraakbeen weefsel
Been/bot weefsel

Slide 8 - Drag question

De botten van bejaarden bestaan hoofdzakelijk uit ..
A
kalk
B
lijmstof

Slide 9 - Quiz

In dit skelet van een babyhoofd zie je 3 delen in de schedel, omlijnd door "witte lijnen" .
In een volwassen schedel is dit weg en een complete schedel geworden. Hoe heet de verbinding waardoor de schedeldelen aan elkaar zitten?
A
naadverbinding
B
vergroeiïng
C
gewricht

Slide 10 - Quiz

Gewrichtskogel
Gewrichtskom
Gewrichtssmeer
Kraakbeenlaagje
Gewrichtskapsel
Kapselband
Stroperige vloeistof, dient als smeervet
Uiteinde van een bot
Uiteinde van een bot, waar het andere in past
Geeft gewrichtssmeer af
Zodat de botten goed over elkaar glijden
Houd het gewricht bij elkaar

Slide 11 - Drag question

Wat zit er aan de binnenkant van een tussenwervelschijf?

Slide 12 - Open question

sommige gewrichten moeten meer werk verrichten dan andere. Welk deel die het gewricht extra verstevigd, hebben deze gewrichten wel en andere gewrichten niet.
A
gewrichtskom
B
kraakbeen
C
gewrichtsband
D
gewrichtskapsel

Slide 13 - Quiz

In een gewricht zitten laagjes kraakbeen. Waarvoor dient dit kraakbeen?
A
Om de botten op hun plaats te houden
B
Om de botten een beetje te laten buigen
C
Om het gewricht te laten bewegen
D
Om slijtage aan de botten te voorkomen.

Slide 14 - Quiz

Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
A
2 en 3
B
1 en 2
C
1 en 3

Slide 15 - Quiz

Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten

Slide 16 - Quiz

Hoe noem je het bot dat met een kogel vast zit in de kom van de heup?
A
opperarmbeen
B
dijbeen
C
ellepijp
D
spaakbeen

Slide 17 - Quiz

In de kanaaltjes van botweefsel bevinden zich...

Slide 18 - Open question


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 19 - Quiz


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 20 - Quiz

Bewust
Onbewust
Hartspier
Spieren in de huid
Spieren in de wand van de maag
Spieren waarmee je de arm buigt
Spieren waarmee je de vingers buigt
Spieren waarmee je een bal wegschopt

Slide 21 - Drag question

Hoe heet spier 1?
Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier Nr 2=armbuigspier

Slide 22 - Quiz

Hoe heten spieren met een tegenovergestelde functie die met elkaar samenwerken? ............. spieren

Slide 23 - Open question

Waarom heeft een spier een antagonist?
A
Zodat de spier kan samentrekken
B
Zodat de spier kan ontspannen
C
Zodat de spier weer gestrekt kan worden

Slide 24 - Quiz

De kuitspier heeft een antagonist. Hoe zou deze spier heten?
A
tweehoofdige dijspier
B
voetzoolspier
C
voorste scheenbeenspier
D
korte teenstrekker

Slide 25 - Quiz

Wat is de antagonisten van de buikspieren?
A
Kuitspieren
B
Achterste dijbeenspier
C
Armbuigspier
D
Rugspieren

Slide 26 - Quiz

Mieke zegt: 'ik heb een spier die nooit moe wordt'. Kan dit? Zo ja: Wat voor een spier is dit?
A
Nee, spieren worden op een bepaald moment moe
B
Ja, dit is een hartspier
C
Nee, dit komt alleen bij insecten voor
D
Ja, dit is een skeletspier

Slide 27 - Quiz

De botten in je wervelkolom
heten...?
A
wervelkolommen
B
kraanbeenringen
C
wervels
D
uitstulpingen

Slide 28 - Quiz

Welke vorm heeft de wervelkolom?
A
s-vorm
B
dubbele e-vorm
C
dubbele s-vorm

Slide 29 - Quiz

Wie heeft de juiste houding?
A
persoon 1
B
persoon 2
C
persoon 3
D
niemand je moet op een stoel met leuning zitten.

Slide 30 - Quiz

Door coördinatie te trainen kan je...
A
Spieren verder uitrekken
B
Voorkomen dat spieren verkeerde bewegingen maken
C
Spieren sneller op bepaalde volgorde laten bewegen
D
Spieren sterker maken

Slide 31 - Quiz

Welke hoort niet bij een goede houding?
A
Armleuning gebruiken
B
Zit rechtop
C
Hele zitting gebruiken
D
Benen over elkaar

Slide 32 - Quiz

Wat zijn de voordelen van een goede lichamelijke conditie?
A
Langer en sneller bewegen
B
Bewegen zonder er actief over na te denken
C
Je verbrand meer calorieën

Slide 33 - Quiz

Na 4 weken kunnen puppy's lopen. Is dit dan ook een geautomatiseerde beweging?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quiz

Wat is RSI en hoe kan ik dit voorkomen?

Slide 35 - Open question

Het einde
Bekijk welke vragen van de toets je minder goed gemaakt hebt.
  • Welke onderdelen van Thema 4 vindt je nog moeilijk?
  • Dit kan helpt bij het leren voor de toets.

Klaar?
Werk aan de opdrachten van Thema 4 die je nog niet gemaakt hebt.

Slide 36 - Slide