Taal 15 april

Taal 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taal 

Slide 1 - Slide

Doel
Ik weet wanneer ik een hoofdletter schrijf. 

Slide 2 - Slide

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
Je schrijft een hoofdletter...

...aan het begin van de zin

 —> Dit paspoort is nieuw.

Slide 3 - Slide

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor namen van mensen, dieren of dingen 

—> Ik geef mijn gitaar aan Dora.
—> Mijn konijn heet Pluis. 
—> Zij kijken naar het Jeugdjournaal.

Slide 4 - Slide

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor aardrijkskundige namen
(namen van landen, provincies, streken, plaatsen, straten, rivieren, zeeën en planeten). 

> Het schip vaart naar Frankrijk. 
—> Zij woont in de Mussenlaan. 

Slide 5 - Slide

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor namen van volken, talen en inwoners van landen en plaatsen.

—> Zij spreekt goed Turks. 
—> De Belgen waren erg gastvrij. 

Slide 6 - Slide

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor feestdagen

—> Wij zijn vrij met Pasen.
—> Ik vier Kerst met mijn familie.

Slide 7 - Slide

Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor gebeurtenissen uit de geschiedenis

—> De les ging over de Tweede Wereldoorlog.
—> In de Middeleeuwen droegen ridders een maliënkolder als bescherming.

Slide 8 - Slide

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?

"nodig jij rick uit voor je feestje?"
A
Nodig, Jij
B
Nodig, Rick
C
Nodig, uit
D
Nodig, Feestje

Slide 9 - Quiz

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?

"onze hond astor is nog heel speels."
A
Onze, Hond
B
Onze, Astor
C
Onze, Nog
D
Onze, Speels

Slide 10 - Quiz

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?

"kun je op die school chinees leren?"
A
Kun, Je
B
Kun, School
C
Kun, Chinees
D
Kun, Leren

Slide 11 - Quiz

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?

"ik heb op koningsdag een oranje hoed gekocht."
A
Ik, Koningsdag
B
Ik, Oranje
C
Ik, Hoed
D
Ik, Gekocht

Slide 12 - Quiz

Blok 7 week 1 les 2
- Maak opgave 1 , 2, 10+

Klaar?

- je werkt in je werkpakket, 10 opgaven per doel.

Je bent ongeveer 30 minuten bezig met taal.
timer
30:00

Slide 13 - Slide