What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 7, week 3 Toets
Thema 7 week 1
1 / 49
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
49 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Thema 7 week 1
Slide 1 - Slide
A
het dagblad
B
de journalist
C
de voorpagina
D
het feit
Slide 2 - Quiz
Welk woord past bij de foto?
A
het dagblad
B
de journalist
C
de voorpagina
D
het feit
Slide 3 - Quiz
Wat betekent het onderstreepte woord?
A
Iemand die stukken schrijft.
B
Een verhaal in een krant.
C
Iets dat waar is.
Slide 4 - Quiz
Wie zegt de goede zin?
A
B
C
Slide 5 - Quiz
Thema 7 week 2
Slide 6 - Slide
Sleep de plaatjes naar het juiste instrument!
de saxofoon
de xylofoon
de tamboerijn
de triangel
Slide 7 - Drag question
Wie zegt de goede zin?
A
B
C
Slide 8 - Quiz
A
B
C
Slide 9 - Quiz
Thema 7 week 3
Slide 10 - Slide
Welk woord past bij de foto?
A
ingewikkeld
B
bont
C
eenvoudig
D
achterbaks
Slide 11 - Quiz
Wie zegt de goede zin?
A
B
C
Slide 12 - Quiz
Wat betekent het onderstreepte woord?
A
Met alles erbij.
B
Vreemd of raar.
C
Als iets je aandacht trekt omdat het anders isdan andere dingen
Slide 13 - Quiz
Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
Je schrijft een hoofdletter...
...aan het
begin van de zin
—>
D
it paspoort is nieuw.
Slide 14 - Slide
Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor namen van
mensen
,
dieren
of
dingen
—>
I
k geef mijn gitaar aan
D
ora.
—>
M
ijn konijn heet
P
luis.
—>
Z
ij kijken naar het
J
eugdjournaal.
Slide 15 - Slide
Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor
aardrijkskundige namen
.
(namen van landen, provincies, streken, plaatsen, straten, rivieren, zeeën en planeten).
—
>
H
et schip vaart naar
F
rankrijk.
—>
Z
ij woont in de
M
ussenlaan.
Slide 16 - Slide
Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor namen van
volken, talen en inwoners
van landen en plaatsen.
—>
Z
ij spreekt goed
T
urks.
—>
D
e
B
elgen waren erg gastvrij.
Slide 17 - Slide
Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...
voor feestdagen
—>
W
ij zijn vrij met
P
asen.
—>
I
k vier
K
erst met mijn familie.
Slide 18 - Slide
Wanneer schrijf ik een hoofdletter?
...voor
gebeurtenissen uit de geschiedenis
—>
D
e les ging over de
T
weede
W
ereldoorlog.
—> In de
M
iddeleeuwen droegen ridders een maliënkolder als bescherming.
Slide 19 - Slide
Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
"nodig jij rick uit voor je feestje?"
A
Nodig, Jij
B
Nodig, Rick
C
Nodig, uit
D
Nodig, Feestje
Slide 20 - Quiz
Welke woorden krijgen een hoofdletter?
onze hond astor is nog heel speels.
Slide 21 - Open question
Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
"onze hond astor is nog heel speels."
A
Onze, Hond
B
Onze, Astor
C
Onze, Nog
D
Onze, Speels
Slide 22 - Quiz
Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
"kun je op die school chinees leren?"
A
Kun, Je
B
Kun, School
C
Kun, Chinees
D
Kun, Leren
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
De scooter rijdt
hard
.
Er liggen
erg
zieke mensen in een ziekenhuis.
Een bijwoord geeft informatie over een
werkwoord
of
bijvoeglijk naamwoord
.
Slide 25 - Slide
De hoe vragen
De scooter rijdt
hard
.
—> Hoe rijdt de scooter?
Hard
en is dus een
bijwoord
.
Er liggen
erg
zieke mensen in een ziekenhuis.
—> Hoe ziek zijn de mensen?
Erg
en is dus een
bijwoord
.
Slide 26 - Slide
De Waar-vraag
(De plaats)
Daar
staat de prullenbak.
—>
Daar
vertelt waar de plek van de prullenbak is en is dus een
bijwoord
.
Andere woorden die een plaats aangeven:
hier, er, ergens, nergens.
Slide 27 - Slide
De Wanneer-vraag
(De tijd)
Vandaag
gaan we rekenen.
—>
Vandaag
vertelt
wanneer
je gaat rekenen en is dus een
bijwoord
.
Het was
gisteren
lekker weer.
—>
Gisteren
vertelt jou wanneer het lekker weer was en is dus een
bijwoord
.
Slide 28 - Slide
Wat is het bijwoord?
Vanochtend heeft Joris een ei gebakken.
Slide 29 - Open question
Wat is het bijwoord?
Mia kan haar tas nergens vinden.
Slide 30 - Open question
Wat is het bijwoord?
Die film heb ik eerder gezien.
Slide 31 - Open question
Wat is het bijwoord?
De tas ligt onder de stoel.
Slide 32 - Open question
Slide 33 - Slide
Binnenkort gaan we de kidsrun lopen.
Wat is het bijwoord?
A
Binnenkort
B
Gaan
C
We
D
Lopen
Slide 34 - Quiz
Luuk heeft nogal een slimme moeder
Wat is het bijwoord?
A
Heeft
B
Nogal
C
Slimme
D
Moeder
Slide 35 - Quiz
Meis fietst hard door de straat.
Wat is het bijwoord?
A
Fietst
B
Hard
C
Door
D
Straat
Slide 36 - Quiz
Slide 37 - Slide
Zij
wordt
binnenkort jarig.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 38 - Quiz
Hoor
je de sirene?.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 39 - Quiz
Hoort
je broer de sirene?.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 40 - Quiz
De slager
slacht
een koe.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 41 - Quiz
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Slide
Slide 44 - Slide
Welk werkwoord past in de zin?
Weleson ..... heel goed leren.
A
kun
B
kunnen
C
kan
D
kunt
Slide 45 - Quiz
Welk werkwoord past in de zin?
Alexander ..... de voetbal dragen.
A
mogen
B
mag
C
magt
Slide 46 - Quiz
Welk werkwoord past in de zin?
Jij .... een koekje?
A
wil
B
wilt
C
willen
Slide 47 - Quiz
willen
wil
wilt
Slide 48 - Drag question
Thema 7, week 3, Toets
Slide 49 - Slide
More lessons like this
Herhaling thema seizoenen: de herfst
September 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Starttaal vooraf - thema 1 - taalverzorging 2 (aanpassen)
30 days ago
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Taal 15 april
April 2020
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Groep 6 hoofdletters
May 2024
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 6,7
Deviant Starttaal Vooraf Op weg naar 1F Thema 1 Hoofdstuk 4
September 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Bijwoord 8E
February 2019
- Lesson with
13 slides
Ontdek de bijwoordelijke bepaling!
November 2023
- Lesson with
13 slides
Taal: hoofdletters
June 2024
- Lesson with
10 slides
Taal
Basisschool
Groep 5