Brug - Grammatica

Brug - Grammatica
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Brug - Grammatica

Slide 1 - Slide

Werkwoorden

Slide 2 - Slide

Werkwoorden zeggen:
Wat iemand doet
Wat iets doet
Wat er gebeurd

Kan er anders uitzien, ligt eraan WIE het doet

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm

Slide 4 - Slide

De persoonsvorm kun je vinden door:
-
-

Slide 5 - Slide

De persoonsvorm kun je vinden door:
- De zin vragend te maken (vraagproef)
- De zin in een andere tijd te zetten (tijdsproef)

Ik fiets door de regen naar huis.

Slide 6 - Slide

De persoonsvorm kun je vinden door:
- De zin vragend te maken (vraagproef)
- De zin in een andere tijd te zetten (tijdsproef)

Ik fiets door de regen naar huis.

Slide 7 - Slide

Onderwerp

Slide 8 - Slide

Het onderwerp in een zin is:

Slide 9 - Slide

Het onderwerp in een zin is:
wie of wat iets in de zin doet:

wie/wat + persoonsvorm
wie/wat + fietst?

Ik fiets door de regen naar huis.

Slide 10 - Slide

Het onderwerp in een zin is:
wie of wat iets in de zin doet:

wie/wat + persoonsvorm
wie/wat + fietst?

Ik fiets door de regen naar huis.

Slide 11 - Slide

Gezegde

Slide 12 - Slide

Gezegde
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin die iets over het onderwerp zeggen.

Slide 13 - Slide

Gezegde
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin die iets over het onderwerp zeggen. (Dit kan 1 werkwoord zijn)
Hij fietst door de regen naar huis.

Slide 14 - Slide

Gezegde
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin die iets over het onderwerp zeggen. (dit kunnen ook meer werkwoorden zijn)
Hij fietst door de regen naar huis.
Hij is door de regen naar huis gefietst.


Slide 15 - Slide

Lidwoord / zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Slide

Lidwoord
Wat is nou een lidwoord?

Slide 17 - Slide

Lidwoord
Er zijn er 3:

de
het
een

Slide 18 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een lidwoord kun je voor een zelfstandig naamwoord zetten.
Maar wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 19 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een lidwoord kun je voor een zelfstandig naamwoord zetten.
Maar wat is een zelfstandig naamwoord?
Een znw is een woord voor een mens, dier, plant of ding.

Slide 20 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een lidwoord kun je voor een zelfstandig naamwoord zetten.
Maar wat is een zelfstandig naamwoord?
Een znw is een woord voor een mens, dier, plant of ding.
De tafel
De jongen
De fiets
Het huis

Slide 21 - Slide

Voorzetsels

Slide 22 - Slide

Voorzetsels

Slide 23 - Slide

Voorzetsels
Plaats of tijd

Slide 24 - Slide

Voorzetsels
Plaats of tijd\

Slide 25 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord:

Slide 26 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord:
Dit vertelt iets over een zelfstandig naamwoord:
Dat is een spannend boek om te lezen.
De lucht is blauw.
Die gele vlek op die oude tafel krijg je er niet af.

Slide 27 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord:
Dit vertelt iets over een zelfstandig naamwoord:
Dat is een spannend boek om te lezen.
De lucht is blauw.
Die gele vlek op die oude tafel krijg je er niet af.

Slide 28 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 29 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Dit vertelt iets over waar iets van is gemaakt:
De glazen tafel in het stenen huis.
De stoel is van leer gemaakt.
De houten tafel staat tegen het ijzeren hek.

Slide 30 - Slide

Aan het werk!
De Brug - Grammatica
Alle opdrachten
Klaar? 
Trainen H4 + H5 + H6 WOORDENSCHAT
timer
1:00

Slide 31 - Slide