Domein 1: Grootheden en eenheden

• Rekenen
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1,2

Welke maateenheid (voor gewicht) is het passendst bij een pastarecept voor 4 personen?

1. cg
2. g
3. kg
4. dag

Domein 1: Grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.2 Lengte

1.3 Gewicht

1.5 Tijd

1.6 Refentie maten

1.7 Vuistregels en formules

Grootheden en eenheden

Leerdoelen 1.1 en 1.2

• Je leert de betekenis van getallen in je dagelijkse omgeving
• Je herkent een grootheid en gebruikt een passende eenheid om de waarde uit te drukken.
• Je leert lengtematen omrekenen
• Je kent de verschillende lengtematen

Waar gebruiken we getallen voor?

6987167243805431

Streep 8 van de 16 cijfers weg en maak een zo groot mogelijk getal zonder de cijfers te verplaatsen.

1.1 Getallen

6987167243805431

Streep 8 van de 16 cijfers weg en maak een zo groot mogelijk getal zonder de cijfers te verplaatsen.

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

Doelen van de les:

• grooteenheden
• (omtrek - oppervlakte - inhoud)
  
• referentiematen (om schattingen te kunnen doen)
• vuistregels (rekenregels maar niet vaststaand)

Weten we het nog??

De rolmaat geeft 4,3 dm aan.
Hoeveel centimeter is dat?

1. 430
2. 43
3. 4,3
4. 4300

Het is 2,2 km naar de sporthal.
Hoeveel meter moet ik fietsen?

1. 22000
2. 2,2
3. 22
4. 2200

Welke formule is/zijn mogelijk bij de omtrek?

1. Lengte + breedte
2. Lengte + breedte x 2
3. Lengte x breedte
4. Lengte+breedte+lengte+breedte

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

- Blz 12 lezen

Maken:

Blz 13 som 1 t/m 12

- Nakijken

Even voor jezelf

Wat is de

omtrek?

Geef

antwoord

in cm...

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

Leerdoelen 1.2

• Je leert de betekenis van getallen in je dagelijkse omgeving
• Je herkent een grootheid en gebruikt een passende eenheid om de waarde uit te drukken.
• Je leert lengtematen omrekenen
• Je kent de verschillende lengtematen

1.2 Lengte 

• 10000 decimeter = 1 : 10 :10 = 100 decameter (2 stappen dus 2 nullen eraf)
  
• 250 centimeter = 250 : 10 : 10 : 10 : 10 : 10 = 0,0025 km ( 5 stappen dus 5 nullen eraf)
• 100 centimeter = 100 : 10 : 10 = 1 meter (2 stappen dus 2 nullen eraf)

1.2 lengte

De eenheid van lengte is ............

1. vierkante meter (m(2))
2. kubieke meter (m(3))
3. meter (m)
4. geen van allen

Deze wenkbrauw is
5 ....

1. dm
2. mm
3. cm
4. m

Deze kwast is
1 ...

1. cm
2. km
3. hm
4. dm

52,2 hm=

1. 52200 dm
2. 522 dm
3. 5220 dm
4. 522000 dm

Welke eenheid
gebruik je bij
wimper extensions?

1. cm
2. m
3. dm
4. mm

0,25 km =

1. 250 cm
2. 25000 cm
3. 25 cm
4. 2500 cm

1.2 lengte

Bij de omtrek van een rechthoek tel je de lengte van alle zijden bij elkaar op.

1. Waar
2. Niet waar

Met welke som reken je de omtrek van deze rechthoek uit?

1. 9 + 3 + 9 + 3 =
2. 2 x 9 + 2 x 3 =
3. 18 + 6 =
4. 2 x 3 + 2 x 9 =

Met alle sommen bereken je het goede antwoord!

Vandaag werken we aan:

- Eerst blz 15 afmaken

- tweede = blz 16 lezen

Blz 17 opdracht 1 t /m 13 maken.

Leerdoelen 

• Je leert verschillende gewichtsmaten en kunt deze omrekenen (les 1.3)

Maateenheden gewicht

Milligram -      mg -       Een klein beetje zout weegt ongeveer een milligram.

Centigram -    cg -        Een klein tabletje weegt ongeveer een centigram.

Decigram -      dg -        Een paperclip weegt ongeveer een decigram. Deci betekent 'tiende'. Een                                                   decigram is een tiende deel van een gram.

Gram -               g -          Een wat grotere tablet, zoals een paracetamol, weegt ongeveer een gram.

Decagram -    dag -      Deca betekent 'tien'. Een decagram is tien gram. Een cd weegt ongeveer                                                    een decagram.

Hectogram - hg -         Hecto betekent 'honderd'. Een hectogram is gelijk aan honderd gram. Dit  

                                             wordt ook wel 'een ons' genoemd. Je bestelt een ons gehakt bij de slager.

Kilogram -     kg -           Kilo betekent 'duizend'. Een kilogram is gelijk aan duizend gram. Een pak                                                    suiker weegt een kilo(gram).

1 ton = 1000 kg

1 pond= 500 gram

1 ons = 100 gram

Hoeveelheid afval

De jaarlijks geproduceerde hoeveelheid afval per inwoner in Nederland is 490 kg.

Hoeveel kilogram afval produceert een gezin van 4 personen per jaar?

............kg

In Nederland wonen 17,3 miljoen mensen. Hoeveel miljoen kilogram afval wordt er jaarlijks door de inwoners in Nederland geproduceerd?

  .............. kg

Hoeveel ton afval is dat per jaar?

 ..............ton

Hoeveel is een ton?

Een ton betekent bij gewicht iets anders dan bij geld.

In massa (gewicht): 1 ton = 1.000 kg

In geld: 1 ton = € 100.000,-

5 ton             =  ....... kg

2,5 gram     = ........ mg

1300 gram  = ........ kg

700kg           = ......... ton

Het gewicht van een tabletje paracetamol is 0,5 gram.

1. juist
2. onjuist

Een zak pepernoten van 1 kg wordt verdeeld over 20 kleine zakjes.
Welk gewicht aan pepernoten zit er in een zakje?

1. 500 g
2. 50 g
3. 0,05 kg
4. een pond

Kies <, > of =
100 g ........... 1000mg

1. < kleiner dan
2. groter dan >
3. = gelijk aan
4. +

Wat is een andere naam voor gewicht?

1. Massa
2. Verstappen
3. Volume
4. Vettel

Vandaag maken:

Blz 21

Som 1 t/m 13

Leerdoelen 

• Je kent de tijdseenheden.
• Je leert omrekenen van de tijdseenheden.
• Je leert tijdsverschil tussen twee tijden te berekenen
• Je leert tijd noteren
• Je kunt uitleggen waarom rekenen met tijd in het beroep belangrijk is.

Waarom is rekenen met TIJD belangrijk ?

• Op tijd zijn 
• Roosters lezen en maken
• Afspraken inplannen
• Uren berekenen (loonstrook)

Edwin liep de New York Marathon in 04:19:15.

Hoeveel minuten liep hij?

Edwin liep de New York Marathon in 04:19:15.

Hoeveel minuten liep hij?

Hij liep 4 uur, 19 minuten en 15 seconden.

Edwin liep de New York Marathon in 04:19:15.

Hoeveel minuten liep hij?

Hij liep 4 uur, 19 minuten en 15 seconden.

Dat is 4 × 60 + 19 + 15 : 60 =

240 + 19 + 0,25= 259,25 minuten.

Hoeveel minuten zitten er in 4 uur?

1. 120
2. 180
3. 200
4. 240

Hoeveel seconden zitten er in 20 minuten?

1. 800
2. 1000
3. 1200
4. 1400

Hoeveel seconden zitten er in 1 uur?

1. 2400
2. 3600
3. 4200
4. 6000

Hoeveel maanden zitten er in een kwartaal?

1. 3
2. 4
3. 6
4. 12

Hoeveel kwartier zit er in 2 uur?

1. 3
2. 4
3. 8
4. 10

1.1 Getallen, grootheden en eenheden

1.2 Lengte

1.3 Gewicht

1.4 Tijd

1.5 Andere maten

1.6 Referentie maten

1.7 Vuistregels en formules

Grootheden en eenheden

Domein 1 Nu rekenen

Leerdoelen 1.5 Andere maten en voorvoegsels

- Je leert voorvoegsels bij maten.

- Je leert een aantal andere maten, zoals temperatuur, snelheid en geheugenomvang.

Woorden en voorvoegsels

Grote getallen worden vaak met woorden of voorvoegsels geschreven.

KILO = 1000  duizend

TON =100.000  honderd duizend (in geld)  (in gewicht=1.000)

MEGA = 1.000.000  miljoen

GIGA = 1.000.000.000  miljard

DUS

KILO = 1000  duizend

TON =100.000  honderd duizend (in geld)

MEGA = 1.000.000  miljoen

GIGA = 1.000.000.000  miljard

1 kilometer= 1000 meter= duizend meter

1 megahertz= 1.000.000 hertz= een miljoen hertz

1 gigavolt= 1.000.000.000 volt = 1 miljard volt

1 kilometer (km) = 1000 meter = duizend meter

1 megahertz (Mhz) = 1 000 000 hertz = één miljoen hertz

1 kilometer (km) = 1000 meter

De frequentie van radiozenders op de korte golf en FM en van televisiezenders wordt meestal in megahertz opgegeven. 1 megahertz (MHz) = 1 000 000 hertz

1 gigavolt (GV) = 1 000 000 000 volt 

Wisselspanning komt thuis uit het stopcontact en op deze spanning werken de meeste elektrische apparaten die wij kennen. 

2,1 MHz=........Hz

M=1.000.000

1. 21.000
2. 210.000
3. 2.100.000
4. 21.000.000

3,5 GV=........V

G=1.000.000.000

1. 3.500.000.000
2. 350.000.000
3. 35.000
4. 3.500

Bijzondere maten

Digitaal geheugen

1 kilobyte (kB) = 1000 byte

1 megabyte (MB) = 1000 kilobyte (wordt gebruikt bij bestanden)

1 gigabyte (GB) = 1000 megabyte (opslag: bijv. USB's)

1 terabyte (TB) = 1000 gigabyte (opslag: (externe) harde schijven)

Metriek stelsel

120 MB =........ GB

1. 12
2. 120
3. 0,12
4. 120.000

1.500.000.000.000 byte =........ TB

1. 15.000
2. 1.500
3. 150
4. 1,5

Voorbeelden

16 GB= ....  MB

1 kilobyte (kB) = 1000 byte

1 megabyte (MB) = 1000 kilobyte (wordt gebruikt bij bestanden)

1 gigabyte (GB) = 1000 megabyte (opslag: bijv. USB's)

1 terabyte (TB) = 1000 gigabyte (opslag: (externe) harde schijven)

Temperatuur:

graden Celsius - °C

Geld:

1 ton = € 100.000,-    (gewicht: 1 ton = 1000 kg)

Snelheid:

kilometer per uur (km/h)

meter per seconde (m/s)

1.6 Referentiematen

Je leert schattingen maken met referentiematen.

1.6 referentiematen

1.6 referentiematen

- Een volwassen man is ongeveer ........cm of ...... m lang.

- De hoogte van een deur is ongeveer ....... m.

- Een verdieping van een gebouw is ongeveer.....m hoog.

- Je wandelt ongeveer ........ km/h.

- Je fietst ongeveer .......... km/h.

- Nederland telt ongeveer ...... miljoen inwoners

- Een volwassen man is ongeveer 180 cm / 1,80 m lang.

- De hoogte van een deur is ongeveer 2 m.

- Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog.

- Je wandelt ongeveer 5 km/h.

- Je fietst ongeveer 15  km/h.

- Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners

Nederland telt ongeveer ... miljoen inwoners.

1. 2 miljoen
2. 10 miljoen
3. 17 miljoen
4. 25 miljoen

Je wandelt ongeveer ... km/h.

1. 2 km
2. 5 km
3. 8 km
4. 10 km

Een verdieping van een gebouw in ongeveer .... hoog.

1. 3 m
2. 30 m
3. 30 cm
4. 3 cm

Maken:

Blz 32

Opdracht 1 t/m 12

Volgende week toets