M2 - Les (T3 BS2)

T3 BS2 - De bloedsomloop
Leerdoelen
3.2.2 Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
3.2.3 Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
3.2.4 Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T3 BS2 - De bloedsomloop
Leerdoelen
3.2.2 Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
3.2.3 Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
3.2.4 Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

Slide 1 - Slide

Het bloedvatenstelsel
Het bloedvatenstelsel van de mens bestaat uit het hart en de bloedvaten. Door het hele lichaam lopen grote en kleine bloedvaten. Het hart pompt het bloed door de bloedvaten. De weg die het bloed door het lichaam aflegt, noem je de bloedsomloop

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Drie typen bloedvaten
Er zijn drie typen bloedvaten:

• slagaders
• haarvaten
• aders

Slide 4 - Slide

Rode en blauwe bloedvaten
In tekeningen van bloedvaten zie je meestal rode en blauwe bloedvaten. Rood betekent dat het bloed in de bloedvaten veel zuurstof bevat. Blauw betekent dat het bloed weinig zuurstof bevat. In werkelijkheid is al je bloed rood. Zuurstofrijk bloed is helderrood en zuurstofarm bloed is donkerrood.

Slide 5 - Slide

De bloedvaten
Het hart pompt het bloed in de slagaders. Door de slagaders stroomt het bloed naar de organen toe.
In de organen vertakken de slagaders zich in steeds fijnere bloedvaten. De kleinste bloedvaatjes noem je haarvaten. De haarvaten komen weer samen in grotere bloedvaten: de aders. Door de aders stroomt het bloed terug naar het hart.

Slide 6 - Slide

Aantekeningen
Bloedvatenstelsel = alle bloedvaten in het lichaam en het hart.

Bloedsomloop = de weg die het bloed door het lichaam aflegt.

Slagaders = bloedvaten waardoor het bloed naar de organen stroomt.
Haarvaten = de kleinste bloedvaten in het lichaam.
Aders = bloedvaten waardoor het bloed naar het hart stroomt.

Slide 7 - Slide

De namen van de bloedvaten
Slagaders hebben meestal de naam van het orgaan waar ze naartoe lopen. Door de beenslagaders bijvoorbeeld stroomt bloed naar de benen toe. Aders hebben meestal de naam van het orgaan waar ze vandaan komen. Door de beenaders stroomt bloed uit de benen weg.

De bloedvaten van en naar het hart hebben andere namen: onderste holle ader, bovenste holle ader en aorta.
Nog een uitzondering is de poortader. Dit bloedvat vervoert bloed van de darmwand naar de lever. Het bloed in de poortader bevat weinig zuurstof, want de zuurstof is in de darmwand gebruikt voor de verbranding. Na een maaltijd bevat het bloed in de poortader veel voedingsstoffen. Die zijn via de darmwand in het bloed opgenomen. De poortader vervoert de voedingsstoffen naar de lever.

Slide 8 - Slide

Kleine bloedsomloop
Het hart is een dubbele pomp. De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen. Vanuit de longen stroomt het bloed weer terug naar het hart. Dit deel van de bloedsomloop heet de kleine bloedsomloop. In de kleine bloedsomloop wordt zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide afgegeven aan de lucht. Dit gebeurt in de longen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Grote bloedsomloop
Vanuit de kleine bloedsomloop komt het bloed in de linkerhelft van het hart. Deze harthelft pompt het bloed door de organen in het hele lichaam. Vanuit de organen stroomt het bloed weer terug naar de rechterhelft van het hart. Dit deel van de bloedsomloop heet de grote bloedsomloop.


In de grote bloedsomloop worden zuurstof en voedingsstoffen (zoals glucose) afgegeven aan de cellen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden opgenomen in het bloed.
Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart. Daarom noem je de bloedsomloop bij mensen een dubbele bloedsomloop.

Slide 11 - Slide

Aantekeningen
Poortader = bloedvat dat bloed van de darmwand naar de lever vervoert.

Kleine bloedsomloop = bloedsomloop waarbij het bloed van het hart naar de longen stroomt en weer terug naar het hart.
Grote bloedsomloop = bloedsomloop waarbij het bloed van het hart naar de rest van het lichaam stroomt en weer terug naar het hart.
Dubbele bloedsomloop = bloedsomloop waarbij het bloed twee keer door het hart stroomt.

Slide 12 - Slide

Slagaders
Het hart pompt het bloed in de slagaders. Door de slagaders stroomt het bloed met kracht weg van het hart, naar de organen toe. Daardoor is de bloeddruk op de wand van slagaders hoog. De wanden van de slagaders zijn dik, gespierd en elastisch.
 


Als het hart bloed in de slagaders perst, zetten de slagaders uit. Daarna veren ze weer terug. Dat kun je voelen aan je pols (de polsslag). In de polsen ligt een slagader vlak onder de huid, maar de meeste slagaders liggen dieper in het lichaam. Daar kunnen ze niet zo gauw beschadigd worden.

Slide 13 - Slide

Haarvaten
De slagaders vertakken zich in de organen tot steeds kleinere bloedvaten. De wand van de bloedvaten wordt steeds dunner. De wand van de haarvaten bestaat uit maar één laag cellen.
 

In de haarvaten neemt de bloeddruk sterk af. Door de dunne wand kan vocht de haarvaten verlaten naar de cellen toe. In het vocht zitten zuurstof en voedingsstoffen. De cellen verbruiken de zuurstof en de voedingsstoffen bij de verbranding. Daarbij komen koolstofdioxide en andere afvalstoffen vrij. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen kunnen in het bloed in de haarvaten worden opgenomen.

Slide 14 - Slide

Aders
De haarvaten komen samen in aders. De bloeddruk in de aders is laag. De wanden van de aders zijn dunner en minder elastisch dan die van de slagaders. In de aders is geen hartslag meer voelbaar. De aders liggen meestal minder diep in het lichaam. Je kunt ze op je handen zien als blauwige strepen.


Het hart zuigt het bloed uit de aders terug. Veel aders bevatten kleppen, vooral de aders in armen en benen. Deze kleppen laten het bloed maar in één richting door . Zo helpen de kleppen mee om het bloed terug te voeren naar het hart. Ze voorkomen dat het bloed door de zwaartekracht terugstroomt naar de organen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Aantekeningen
Bloeddruk = de druk op de wanden van de bloedvaten.

Kleppen = kleppen in aders die ervoor zorgen dat het bloed maar in één richting kan stromen.


Slide 17 - Slide

Samengevat:
Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
• Slagaders: hierdoor stroomt bloed van het hart weg, hoge bloeddruk, dikke, gespierde en elastische wand, ‘slag’ merkbaar, o.a. in de polsen, meestal dieper in het lichaam gelegen, alleen halvemaanvormige kleppen (aan het begin van longslagader en aorta).
• Haarvaten: wand van één cellaag dik, witte bloedcellen en vocht met zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen (o.a. koolstofdioxide) kunnen door de wand.
• Aders: hierdoor stroomt bloed naar het hart toe, lage bloeddruk, dunne wand, geen ‘slag’ merkbaar, meestal ondiep in het lichaam gelegen, kleppen verhinderen dat het bloed terugstroomt (vooral in de armen en benen).

Slide 18 - Slide

Samengevat:
 Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
• Kleine bloedsomloop: longslagaders – longaders.
– Door longslagaders stroomt zuurstofarm bloed.
– Door longaders stroomt zuurstofrijk bloed.
• Grote bloedsomloop: aorta – armslagaders – armaders – halsslagaders – halsaders – leverslagader – leverader – darmslagader – poortader – nierslagaders – nieraders – beenslagaders – beenaders – onderste holle ader – bovenste holle ader.
– Door slagaders stroomt zuurstofrijk bloed.
– Door aders stroomt zuurstofarm bloed.
– Door de poortader stroomt zuurstofarm bloed van de wand van het darmkanaal naar de lever.

Slide 19 - Slide

Samengevat:
Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
Dubbele bloedsomloop: per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart.
• Kleine bloedsomloop: hart – longen – hart.
– Functie: zuurstof opnemen in het bloed en koolstofdioxide afgeven aan de lucht.
• Grote bloedsomloop: hart – rest van het lichaam – hart.
– Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.

Slide 20 - Slide

Aan de slag
  • Lees 3.2
  • Aantekeningen maken, samenvattende tekst schrijven, begrippenlijst maken
  • Maak de opdrachten + de test jezelf van 3.2

Huiswerk voor komende maandag:
3.1 en 1/2 van 3.2 af. 

Slide 21 - Slide