werkwoordspelling. herhaling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling

TAXIKOFSCHIP

• juichen
• juichte
• sauzen
• sausde
• verven
• verfde
• razen
• raasde
• gapen
• gaapte

Wat is niet goed gespeld?

lastige werkwoorden

ZULLEN

tegenwoordige tijd:

ik zal

jij zult / zul jij (spreektaal: jij zal / zal jij)

u zult / zult u (spreektaal: u zal / zal u)

hij/zij zal

wij/jullie/zij zullen

verleden tijd:

ik/jij/hij zou

wij/jullie/zij zouden

 

Willen

ik wil

jij wilt

hij wil

wij willen

jullie willen

zij willen

voltooid deelwoord: gewild

In welke zin is het werkwoord op de juiste manier geschreven?

1. Jij zal wel moe zijn na zo'n lange werkdag.
2. Jij zult wel moe zijn na zo'n lange werkdag.

Wat is niet goed gespeld?

Wat is niet goed gespeld?

Welk woord moet op de puntjes staan?
Mijn moeder heeft mijn kamer ............

1. stof gezogen
2. gestofzogen
3. gestofzuigd
4. gestofgezuigd

Welk woord moet op de puntjes staan?
Hij ....... er geen snars van.

1. geloofd
2. geloofdt
3. geloovt
4. gelooft

Wat gebeurt er met het werkwoord houden en lopen als je het in de verleden tijd zet? Hoe noemen we deze werkwoorden?

Wat is hier fout gespeld?

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft toen al zijn misstappen aan de politie ...........(bekennen)

1. bekent
2. bekend
3. gebekend
4. verkend

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Wanneer ben jij ............ ? (verhuizen)

1. verhuisd
2. geverhuisd
3. verhuist
4. verhuizd

EINDE