Inval 2C

Welkom 2C! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • pen + schrift
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 2C! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • pen + schrift

Slide 1 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
- Wat weet je al?
- Korte uitleg
- Aan de slag!

Leerdoel:
Ik kan de persoonsvorm in de zin vinden.
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige 
en verleden tijd correct spellen.
Huiswerk 
H27: opdr. 1, 2, 5, 6, 7

Slide 4 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 5 - Mind map

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Maak van de zin een vraag
                 > persoonsvorm: het eerste werkwoord in de zin.
  • Zet de zin in een andere tijd 
                 > persoonsvorm: het werkwoord dat verandert.
  • Verander het getal van de zin (ev - mv) 
                > persoonsvorm: het werkwoord dat verandert

Slide 6 - Slide

Opdracht

Luchtavontuur?
Gisteren maakte Martin Le-May uit Londen een unieke foto. Hij werd genomen in het Engelse graafschap Essex. Le-May fotografeerde een jonge wezel op de rug van een vliegende specht. Waren deze dieren vrienden? Nee, helemaal niet. Volgens de fotograaf wilde de wezel de specht doden.

Naar: www.froot.nl, op 10 oktober 2015

Slide 7 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 9 - Quiz

H27 - pvtt
Je vindt de ik-vorm door het hele werkwoord -en:
fietsen - ik fiets

ik  
jij/je erachter
ik-vorm
ik fiets, word jij
Enkelvoud (hij/zij/het)
ik-vorm + t
hij fietst, zij wordt
Meervoud (zij/wij/jullie)
wij-vorm
wij fietsen, jullie worden

Slide 10 - Slide

Ezelsbruggetje


Hoor je een extra -t?
Dan schrijf je een extra -t.

Slide 11 - Slide



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.


Geen persoonsvorm   








1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord

Slide 12 - Slide

sterke werkwoorden
vs.
zwakke werkwoorden

Slide 13 - Mind map

Wat is een voorbeeld van een 'zwak werkwoord'?
A
liep
B
kwam
C
hoorde
D
ging

Slide 14 - Quiz

H27 - pvvt
  • Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte

  • Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep

Slide 15 - Slide

Zwakke werkwoorden
  • Je vindt de ik-vorm door het hele werkwoord -en: fietsen - ik fiets
  • Om te weten of je -te(n) of -de(n) schrijft, gebruik je 't kofschip.

Enkelvoud (ik/jij/hij/zij/het)
ik-vorm + 'de' of 'te'
ik stuurde, jij fietste
Meervoud 
(zij/wij/jullie)
ik-vorm + 'den' of 'ten'
wij stuurden, jullie fietsten

Slide 16 - Slide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen wél van klank in de verleden tijd: loop - liep
  • Schrijf de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd zo kort en eenvoudig mogelijk.

Slide 17 - Slide



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.


Geen persoonsvorm   








1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: zo kort en eenvoudig mogelijk.

Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)


Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Oefen met de werkwoordspelling. Maak de opdrachten op de stencils.
De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar?
Kies uit: lezen in je leesboek, ander vak

timer
15:00

Slide 19 - Slide

Huiswerk

Slide 20 - Slide