WWS1 - Les 1

Werkwoordspelling
Blz. 30
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Blz. 30

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Overzicht rest van het schooljaar. 
- Spiekbriefje 'afstoffen'.
- Uitleg samengestelde zinnen.
- Opdrachten maken.

Slide 2 - Slide

Laatste schoolweken:
- Toets werkwoordspelling       2H1- 18 mei         2H2- 17 mei
- Toets lezen                                    Toetsweek

- Grammatica zinsdelen....afspraken maken..

Slide 3 - Slide

Spiekbriefje..
Voor de vakantie gemaakt.

Mag je bij de werkwoordspellingtoets gebruiken.

Slide 4 - Slide

Enkelvoudige zin
Een zin met 1 persoonsvorm.

Ik heb vandaag pasta gegeten.



Slide 5 - Slide

Ik heb vandaag pasta gegeten.
Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 6 - Open question

Samengestelde zin
Een zin met meerdere persoonsvormen.
   Je plakt enkelvoudige zinnen aan elkaar.

Ik heb vandaag pasta gegeten. + Ik vond het erg lekker.

Ik heb vandaag pasta gegeten en dat vond ik erg lekker.

Slide 7 - Slide

Ik heb vandaag pasta gegeten en dat vond ik erg lekker.
Hoe vind je nu de persoonsvorm?

Slide 8 - Open question

Voegwoorden
De 'lijm' tussen de zinnen.

Woorden zoals: en, maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat....

Soms staat het ook vooraan in de zin.
    Omdat mijn schoenen te klein zijn, ga ik nieuwe kopen.

Slide 9 - Slide

Maak een samengestelde zin.
1) Ik heb weinig gegeten.
2) Ik hou niet van sperziebonen.

Slide 10 - Open question

Maak een samengestelde zin.
1) Ik ben misselijk.
2) De achtbaan was te heftig.

Slide 11 - Open question

Ik ben jarig, dus ik trakteer.
Noteer de 2 enkelvoudige zinnen.

Slide 12 - Open question

Jij hebt een onvoldoende, omdat je niet geleerd hebt.
Noteer de 2 enkelvoudige zinnen.

Slide 13 - Open question

Hoe weet je of een zin samengesteld is of niet?

Slide 14 - Open question

Aan de slag!                          Blz. 30
Maak opdracht 1 t/m 4.

Huiswerk= afmaken (+nakijken thuis).

Klaar? - Oefen met opdracht 5 (moeilijkere opdracht).
             - Ga lezen.

Slide 15 - Slide