Les 1 - Herhalen toets 1

Werkwoordspelling
Les 1
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Les 1

Slide 1 - Slide

Programma
- Herhalen samengestelde zinnen.
- Herhalen persoonsvorm tt en vt.
- Herhalen voltooid deelwoord.
- Herhalen voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt.

Slide 2 - Slide

Wat is een enkelvoudige zin?

Slide 3 - Open question

Enkelvoudige zin
Een zin met 1 persoonsvorm.

Ik heb vandaag pasta gegeten.

Slide 4 - Slide

Wat is een samengestelde zin?

Slide 5 - Open question

Samengestelde zin
Een zin met meerdere persoonsvormen.
   Je plakt enkelvoudige zinnen aan elkaar.

Ik heb vandaag pasta gegeten. + Ik vond het erg lekker.

Ik heb vandaag pasta gegeten en dat vond ik erg lekker.

Slide 6 - Slide

Voegwoorden
De 'lijm' tussen de zinnen.

Woorden zoals: en, maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat....

Soms staat het ook vooraan in de zin.
    Omdat mijn schoenen te klein zijn, ga ik nieuwe kopen.

Slide 7 - Slide

Maak een samengestelde zin.
1) Ik heb weinig gegeten.
2) Ik hou niet van sperziebonen.

Slide 8 - Open question

Maak een samengestelde zin.
1) Ik ben misselijk.
2) De achtbaan was te heftig.

Slide 9 - Open question

Hoe weet je of een zin samengesteld is of niet?

Slide 10 - Open question

Persoonsvorm
Even inzoomen op de persoonsvorm!

tegenwoordige tijd            vs.          verleden tijd

enkelvoud         vs.         meervoud

Slide 11 - Slide

Bij welke werkwoordsvormen kan je 't ex kofschip gebruiken?
A
pv tt
B
pv vt
C
vd (voltooid deelwoord)
D
infinitief

Slide 12 - Quiz

pv tt
Tegenwoordige tijd.     (Het gebeurt NU)

ik erbij of jij/je achter de pv?    ik-vorm
anders enkelvoud                         ik-vorm+t
meervoud                                         hele werkwoord

Slide 13 - Slide

Beantwoor... jij die brief van de directeur?
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort
D
beantwoorden

Slide 14 - Quiz

Jij beantwoor... die brief van de directeur.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort
D
beantwoorden

Slide 15 - Quiz

pv tt
Tegenwoordige tijd.     (Het gebeurt NU)

ik erbij of jij/je achter de pv?    ik-vorm
anders enkelvoud                         ik-vorm+t
meervoud                                         hele werkwoord

Slide 16 - Slide