VT2 - Periode 2 - JK - Woordenschat

1 / 43
next
Slide 1: Slide
TaalHBOStudiejaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Beginnen vandaag met een reflectie op periode 1 en een vooruitblik naar periode 2. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

Op het bord de tussendoelen beginnende geletterdheid voor de kleuters ophangen (zie volgende slide); studenten de post-its eronder laten hangen. Vervolgvraag = wat heb je dan gedaan voor je stageopdracht? Wissel uit met degene die naast je zit. 

Slide 4 - Slide

+10min. Als het goed is, komt er ongeveer dit uit. Colleges tot nu toe vooral gericht op de gele tussendoelen; de roze komen deze periode aan bod. 

Slide 5 - Slide

+15min. We gaan verder met het leeslogboek. Op de slide twee tips: boekenbingo en nationale voorleesdagen. 
1 Hoeveel procent van de woorden van een tekst moet je kennen om die tekst te kunnen begrijpen?

A
60 procent
B
70 procent
C
80 procent
D
90 procent

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

2 Wanneer je het hebt over de wijze waarop een woord is opgebouwd, dan spreek je over de ... van een woord.
A
morfologische identiteit
B
syntactische identiteit
C
fonologische identiteit
D
semantische identiteit

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

3 Het aantal woorden dat iemand zelf actief gebruikt, valt onder de...
A
receptieve woordenschat
B
passieve woordenschat
C
productieve woordenschat
D
contextuele woordenschat

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

4 Kinderen ontwikkelen een steeds diepere woordkennis. Die loopt van de ... naar de ... naar de ... van woorden.
A
abstracte - concrete - contextuele betekenis
B
concrete - abstracte - contextuele betekenis
C
contextuele - abstracte - concrete betekenis
D
contextuele - concrete - abstracte betekenis

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

5 Wanneer je als leerkracht aan de hand van instructie specifieke doelwoorden aanleert, dan breid je de woordenschat van de kinderen ... uit.
A
receptief
B
passief
C
impliciet
D
expliciet

Slide 10 - Quiz

+20min. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

Aan de hand van de context leren kinderen steeds meer bij; maakt ook duidelijk waarom kinderen die een basiswoordenschat missen ook steeds meer gaan achterlopen ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

laag 1 kun je aanleren door bijv. handelingen te verbaliseren; leren kinderen vanzelf; laag 2 en 3 wel zinvol om expliciet aandacht voor te hebben / laag 2 = boeken / kranten / volwassen taalgebruik / laag 3 = vakspecifieke context: behorende bij een bepaald thema: woorden die je selecteert voor je minithema! 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Laag 1 Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid
Laag 2 Cognitieve Academische Taalvaardigheid
Laag 3 vakspecifieke context
proeven
gulzig
de citroenrasp
aandachtig
de verjaardag
de cacao

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

Kun je gebruiken om woorden te selecteren. In de BAK en de WAK staan wel woorden die kinderen al kennen! 
De Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters (BAK) is een praktisch hulpmiddel voor leerkrachten om de woordenschat van kleuters uit te breiden. Het doel van de BAK-lijst is dat alle kleuters minimaal 2.000 dezelfde woorden beheersen als zij naar groep 3 gaan. Zo hoopt de gemeente taalachterstanden bij kleuters tegen te gaan.
Opdrachtje
Welk van deze woorden staat volgens jullie in de lijst van groep 1, 2, 3 en 4? Ieder woord staat in één van de lijsten. 
  • 'goudeerlijk'
  • 'eergisteren'
  • 'hoewel' 
  • 'waar' in de betekenis van 'echt'
timer
2:00

Slide 24 - Slide

+30min. 
waar = 1
hoewel = 2
eergisteren = 3
goudeerlijk = 4

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

Het 4e gouden uitje: uitproberen. Interactieve verwerking door de leerlingen
De bedoeling is dat de kinderen even de tijd krijgen om met de betekenissen van de nieuw aangeboden woorden actief om te gaan en de nieuwe informatie te
koppelen aan hun voorkennis. Het gaat om inbedding van de nieuwe woorden in hun eigen bestaande netwerk van woorden en betekenissen. Pratend, luisterend
en nadenkend maken ze zich de nieuwe concepten meer ‘eigen’ .
Een belangrijk aandachtspunt is dat alle kinderen aan bod komen: óók (juist!) de taalzwakke leerlingen moeten kunnen meepraten over de woorden en betekenissen.
Essentieel is dat elke leerling een inbreng mag hebben en kan meepraten op het eigen niveau; met een medeleerling, met een groepje of met de hele klas. Zorg dat
de vragen aansluiten bij de nieuwe, net gesemantiseerde woorden en ga niet meteen controleren door vragen te stellen als: ‘Wat betekent….…’ . maar vraag naar
ervaringen, voorbeelden (bedenk in tweetallen andere voorbeelden van een naslagwerk), meningen of gevoelens (zou je zelf graag een atlas willen hebben?).

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opdrachtje
Hoe zouden jullie de volgende woorden semantiseren?
  • 'uitspoelen' (groep 1)
  • 'flauw' (omgaan met elkaar, groep 1)
  • 'bewonderen' (groep 2)
  • 'ramadan' (groep 2)
timer
4:00

Slide 33 - Slide

+40min. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

+45min. 

Slide 38 - Slide

evt. ook nog didactische impulsen plus mondelinge interactievaardigheden! 

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Video

+60min. 

Slide 42 - Slide

Mag meteen ingeleverd worden. 
Opdracht 2 > Verwerking Its
  • Selecteer een cluster van vier woorden uit laag 2 en/of 3 (bij je minithema). 
  • Beschrijf hoe je die woorden gaat voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren. 
  • Zorg ervoor dat je het voorbewerken, semantiseren of consolideren zo ook voor kunt doen.                                                                                                               Hulpmiddelen: boeken, Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters (BAK)

Slide 43 - Slide

This item has no instructions