Aan elkaar of los?

Spelling:

Aan elkaar of los
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling:

Aan elkaar of los

Slide 1 - Slide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 2 - Slide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 3 - Slide

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 4 - Quiz

Bah, wat is dit ___!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 5 - Quiz

Leon moest invallen voor zijn zieke ___.
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 6 - Quiz

Het hele ___ van de wedstrijd.
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 7 - Quiz

In het kraampje langs de weg worden streekproducten, zoals jam en ___, verkocht
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 8 - Quiz

Van de nectar uit bloemkelken maken ____.
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 9 - Quiz

De winkelier liet een ____ maken, nadat het oude was afgekeurd.
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 10 - Quiz

Het ____ voor het stationsgebied, gaat niet door.
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 11 - Quiz

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 12 - Quiz

Mevrouw Schipper gaat elke zondag met haar ___ naar de Beekse Bergen.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 13 - Quiz

Tot 1 december kun je je___ voor de schaatswedstrijd.
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 14 - Quiz

Dit boek is geen werkboek, je mag er dus niet ___.
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 15 - Quiz