Lidwoord: Kan voor de meeste zelfstandig naamwoorden geplaatst worden. Bepaald: de, het - onbepaald: eenZelfstandig naamwoorden: mens, dier, ding, plant, verschijnselen, namen
Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Hulpwerkwoord: hoort bij een zelfstandig werkwoord en kan nooit het enige werkwoord in de zin zijn
Zelfstandig werkwoord: een woord dat een handeling of actie aangeeft en kan het enige werkwoord in een zin zijn (zit er maar een van in een zin)
Aanwijzend voornaamwoord: hoort bij en zelfstandig naamwoord en wijst iets aan - die, deze, dit, dat, zulk(e0, zon'n, degelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde
Persoonlijk voornaamwoord: duidt een persoon aan en kan het o in een zin zijn. o = ik, jij, we - geen o = mij/me, jou, ons (vervangen voor een naam)
Vragend voornaamwoord: staat vooraan een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag : wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Bezittelijk voornaamwoord: geeft een bezit aan, staat voor een zelfstandig naamwoord. jouw, mijn, hun (vervangen voor een naam met een bezits 's')
Onbepaald voornaamwoord: geeft iets aan wat niet duidelijk is. Alles, iedereen, iets, niets, het, men
Voorzetsel: geeft een plek, plaats of tijd aan. Kun je voor kast of vakantie plaatsen.
Bijwoord; antwoord op: waarom, wanneer, hoelang, waarheen, waarvandaan, hoe en waarmee. Ook: niet, altijd, goed ... (trucje: ik krijg ... de schuld)
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen --> kan nooit met een zww in enkelvoudige zin staan
Telwoorden: bepaald: hoofd: drie, vijhonderd- onbepaald hoofd: veel, enkele- bepaald rang: zevende, vierenveertigste - onbepaald rang: zoveelste, laatste