RS 10V1 Literaire begrippen; spanning

Welkom 10V1
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

This lesson contains 38 slides, with text slides and 11 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 10V1
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

taalvoutje
Begrijp jij wat er staat? 
Hoe zou jij de tekst verbeteren?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

programma
  • zelfstandig lezen (10 min)
  • literaire begrippen: spanning (15 min)
  • literaire begrippen in een vogelvlucht (15 min)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

lesdoel
  • je hebt kennis van literaire begrippen, in het bijzonder spanning
  • je weet verschillende manieren van spanning te benoemen en te herkennen.




Slide 4 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: spanning
  • Geen enkele verhaal kan zonder spanning.
  • Spanning om de lezer nieuwsgierig te maken, om de lezer mee te laten voelen met een personage, etc.
  • Als schrijver kan je op verschillende manieren 'spelen' met spanning.


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: spanning
zorgvuldig lezen in lesboek 
p. 163 - 165 fragment uit "de Aanslag'
p. 166 stukje over spanning (uitleg)

Kijk daarna het filmpje op de volgende slide...

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

technieken uit Kern...
  • op een spannend moment ophouden en met een andere verhaallijn verdergaan
  • de ontknoping uitstellen door vertragingstechnieken te gebruiken (spelen met elementen van tijd)
  • de lezer meer informatie geven dan een personage

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

technieken uit Kern...
  • de lezer op het verkeerde been zetten door iets te suggereren wat later niet waar blijkt te zijn
  • vragen oproepen die pas veel later beantwoord worden.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

technieken uit filmpjes
Ook door middel van elementen zoals open plekken creëren in het verhaal, het gebruik van flashbacks en flashforwards, het goed gebruiken van vertelperspectief, spelen met de ruimte-elementen en het einde (open/gesloten), wordt er vaak spanning gecreëerd. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

aan de slag
Maak een samenvatting van de verschillende schrijftechnieken voor spanning (je mag ook meer bronnen gebruiken dan filmpje en lesboek)  en stuur die (vandaag vóór 12u) naar:
evanrossum@rscollege.nl




Slide 11 - Slide

This item has no instructions

aan de slag
Ter voorbereiding op maandag 13 juni: boektoets 6

Welke soorten spanning herken jij in jouw boek?
Of in een specifieke scene in jouw boek?



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bedankt en tot maandag

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen....
wat weet jij (nog) van tijd, ruimte en personages?
uitleg in woord én video


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af? 
Historische tijd = in welke tijd het verhaal speelt, bijv. in het heden, in WO II of in de middeleeuwen. 


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Spelen met elementen van tijd in een verhaal:

flashback; je wordt mee teruggenomen in het verleden 
flashforward; blik in de toekomst

De chronologie kan hierdoor doorbroken worden.



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
vooruitwijzing = verwijzen naar de dingen die nog gaan komen
terugverwijzing = terugverwijzen naar dingen die al hebben plaatsgevonden

Deze verwijzingen kunnen binnen een chronologische vertelwijze voorkomen.



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
verteltijd; hoe lang heb je nodig om een verhaal/gebeurtenis te vertellen of te lezen. Uit te drukken in aantal bladzijden of uren.

vertelde tijd; de duur van het verhaal of de gebeurtenis (gebeurtenis duurt jaren, verteld in een paar bladzijden)




Slide 20 - Slide

This item has no instructions

tijdsvolgorde
ab ovo = vanaf het begin (chronologisch)
in medias res = in het midden van het verhaal
in ultimas res = aan het einde van het verhaal

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Fabel: het logische verhaal, in de goede volgorde en samenhang

Sujet/plot: hoe het verhaal wordt aangeboden




Slide 22 - Slide

Chronologische vertelling: fabel + sujet vallen samen
Niet-chronologische vertelling; aan de lezer om het sujet te reconstrueren tot een begrijpelijk fabel.
hulpmiddel:
Het maken van een tijdslijn
kan helpen om de fabel te begrijpen (te reconstrueren).


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
tijdversnelling (of tijdverdichting): iets wat jaren duurt, wordt in een paar zinnen verteld. Vertelde tijd > verteltijd

tijdvertraging : de lezer krijgt een uitgebreide beschrijving van een gebeurtenis, die slechts in een paar minuten gebeurt. 
Vertelde tijd < verteltijd.

.





Slide 24 - Slide

beide kunnen iets doen met spanning in/van het verhaal. Auteur wil dat je details weet...
literaire begrippen: tijd

equivalentie: scene, dialogen, zoals je naar een film kijkt. verteltijd = vertelde tijd




Slide 25 - Slide

vooruitwijzing
terugwijzing

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: ruimte
Waar speelt het verhaal zich af? 
Is deze ruimte belangrijk voor het verhaal?
geografische ruimte: omgeving van het verhaal; waar speelt het zich af
sfeerscheppende ruimte: een beschrijving van de ruimte om een bepaalde sfeer te creëren. (bijv: bos, 's avonds, het is donker en het stormt...)



Slide 29 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: ruimte
Sociale ruimte: personages maken deel uit van een sociale  groep door hun afkomst, beroep, hobby en/of opleiding

Symbolische ruimte: de ruimte staat voor gevoelens van het personage of de situatie waarin hij/zij zich bevindt.



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: personages
Fictieve personen in een verhaal: personages
Wat kom je te weten van hen?
Je krijgt informatie: uiterlijke én innerlijke kenmerken 
Hoe? 
Door acties van het personages, zijn/haar gedachtes, wat andere personages vertellen, wat de verteller aan info geeft. 


Slide 34 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: personages
Hoofdpersoon (Protagonist)
probleem
Tegenstander
(Antagonist)

helper of nevenfiguur
afzijdigen/figuranten

Slide 35 - Slide

hoofdpersonage heeft een probleem, doel in het verhaal: oplossing voor het probleem
tegenstander is het probleem of veroorzaakt het probleem
helper/nevenfiguur helpt bij oplossen van het probleem
figuranten/afzijdigen: wel rol in het verhaal, niet betrokken bij het probleem

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions