Literaire begrippen personages, tijd, ruimte, persepctief

Welkom 3Va
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

This lesson contains 45 slides, with interactive quiz, text slides and 14 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 3Va
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

spreekwoorden/uitdrukkingen
Eva had gehoord dat de tegenstanders soms ruw speelden, dus ze was erg op haar....

1. hoede
2. vermoeden
3. woede

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

spreekwoorden/uitdrukkingen
De uitdrukking is 'op je hoede zijn'.

Als je op je hoede bent, dan weet je dat je ergens voor moet oppassen. Je bent dus voorzichtig.
Hoede is een oud woorden dat 'bescherming' en 'aandacht' betekent. Denk ook aan het werkwoord behoeden dat 'beschermen' betekent.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

programma
  • boekenmarkt
  • feedback
  • wat neem je mee?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

lesdoel
  • je hebt ervaring opgedaan met presenteren
  •  je hebt literaire begrippen als personages, tijd en ruimte bekeken aan de hand van jouw boek
  • je hebt feedback gekregen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

woordpost
kriskras door de klas, drie woorden

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen, expert opdracht
4 literaire begrippen, 4 groepen
groep 1: perspectief
groep 2: personages
groep 3: tijd 
groep 4: ruimte & spanning in een verhaal

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen, expert opdracht
Per expert groep: verdieping in begrip
- geef een omschrijving/uitleg
- welke (bijzondere) vormen zijn er?
- geef voorbeelden

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen, expert opdracht
na 15 minuten:
nieuwe groepen waarin alle 'experts' van de 4 literaire termen zijn vertegenwoordigd, uitwisseling van kennis.
Maak aantekeningen in je schrift!

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Thuis aan de slag
Bestuderen literaire begrippen.
Hoe zien die begrippen eruit in jouw boek?

Presentatie van jouw boekenvlog, volgende week in de klas.
Inleveren in classroom: voorbereiding uitgeschreven in Word



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Noem twee dingen die je onthouden hebt van deze les.

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

Bedankt en tot volgende week

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

filmpjes
uitleg literaire begrippen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af? 
Historische tijd = in welke tijd het verhaal speelt, bijv. in het heden, in WO II of in de middeleeuwen. 


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: spanning
  • Geen enkele verhaal kan zonder spanning.
  • Spanning om de lezer nieuwsgierig te maken, om de lezer mee te laten voelen met een personage, etc.
  • Als schrijver kan je op verschillende manieren 'spelen' met spanning.


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

technieken uit lesmethode...
  • op een spannend moment ophouden en met een andere verhaallijn verdergaan
  • de ontknoping uitstellen door vertragingstechnieken te gebruiken (spelen met elementen van tijd)
  • de lezer meer informatie geven dan een personage

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

technieken uit lesmethode...
  • de lezer op het verkeerde been zetten door iets te suggereren wat later niet waar blijkt te zijn
  • vragen oproepen die pas veel later beantwoord worden.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

technieken uit filmpjes
Ook door middel van elementen zoals open plekken creëren in het verhaal, het gebruik van flashbacks en flashforwards, het goed gebruiken van vertelperspectief, spelen met de ruimte-elementen en het einde (open/gesloten), wordt er vaak spanning gecreëerd. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Spelen met elementen van tijd in een verhaal:

flashback; je wordt mee teruggenomen in het verleden 
flashforward; blik in de toekomst

De chronologie kan hierdoor doorbroken worden.



Slide 25 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
vooruitwijzing = verwijzen naar de dingen die nog gaan komen
terugverwijzing = terugverwijzen naar dingen die al hebben plaatsgevonden

Deze verwijzingen kunnen binnen een chronologische vertelwijze voorkomen.



Slide 26 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
verteltijd; hoe lang heb je nodig om een verhaal/gebeurtenis te vertellen of te lezen. Uit te drukken in aantal bladzijden of uren.

vertelde tijd; de duur van het verhaal of de gebeurtenis (gebeurtenis duurt jaren, verteld in een paar bladzijden)




Slide 27 - Slide

This item has no instructions

tijdsvolgorde
ab ovo = vanaf het begin (chronologisch)
in medias res = in het midden van het verhaal
in ultimas res = aan het einde van het verhaal

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Fabel: het logische verhaal, in de goede volgorde en samenhang

Sujet/plot: hoe het verhaal wordt aangeboden




Slide 29 - Slide

Chronologische vertelling: fabel + sujet vallen samen
Niet-chronologische vertelling; aan de lezer om het sujet te reconstrueren tot een begrijpelijk fabel.
hulpmiddel:
Het maken van een tijdslijn
kan helpen om de fabel te begrijpen (te reconstrueren).


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
tijdversnelling (of tijdverdichting): iets wat jaren duurt, wordt in een paar zinnen verteld. Vertelde tijd > verteltijd

tijdvertraging : de lezer krijgt een uitgebreide beschrijving van een gebeurtenis, die slechts in een paar minuten gebeurt. 
Vertelde tijd < verteltijd.

.





Slide 31 - Slide

beide kunnen iets doen met spanning in/van het verhaal. Auteur wil dat je details weet...
literaire begrippen: tijd

equivalentie: scene, dialogen, zoals je naar een film kijkt. verteltijd = vertelde tijd




Slide 32 - Slide

vooruitwijzing
terugwijzing

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Slide 35 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: ruimte
Waar speelt het verhaal zich af? 
Is deze ruimte belangrijk voor het verhaal?
geografische ruimte: omgeving van het verhaal; waar speelt het zich af
sfeerscheppende ruimte: een beschrijving van de ruimte om een bepaalde sfeer te creëren. (bijv: bos, 's avonds, het is donker en het stormt...)



Slide 36 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: ruimte
Sociale ruimte: personages maken deel uit van een sociale  groep door hun afkomst, beroep, hobby en/of opleiding

Symbolische ruimte: de ruimte staat voor gevoelens van het personage of de situatie waarin hij/zij zich bevindt.



Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Slide 40 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: personages
Fictieve personen in een verhaal: personages
Wat kom je te weten van hen?
Je krijgt informatie: uiterlijke én innerlijke kenmerken 
Hoe? 
Door acties van het personages, zijn/haar gedachtes, wat andere personages vertellen, wat de verteller aan info geeft. 


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: personages
Hoofdpersoon (Protagonist)
probleem
Tegenstander
(Antagonist)

helper of nevenfiguur
afzijdigen/figuranten

Slide 42 - Slide

hoofdpersonage heeft een probleem, doel in het verhaal: oplossing voor het probleem
tegenstander is het probleem of veroorzaakt het probleem
helper/nevenfiguur helpt bij oplossen van het probleem
figuranten/afzijdigen: wel rol in het verhaal, niet betrokken bij het probleem

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Slide 44 - Video

This item has no instructions

Slide 45 - Video

This item has no instructions