Chromosomen

Paragraaf 5.2 Chromosomen
Deze les gaan we het hebben over chromosomen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 5.2 Chromosomen
Deze les gaan we het hebben over chromosomen.

Slide 1 - Slide

5.2: Chromosomen
Leerdoelen
5.2.3 Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.

5.2.4 Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

5.2.5 Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Slide 2 - Slide

Chromosomenparen
Elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. Deze komen altijd voor in paren, dus 23 paren.

Beide chromosomen van een paar bevatten dezelfde genen

Slide 3 - Slide

Chromosomenparen (SEM)

Slide 4 - Slide

Geslachtschromosomen
Het 23e chromosomenpaar zijn de geslachtschromosomen.
XX voor de vrouw en XY voor de man.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Van elk chromosomenpaar is 1 afkomstig van de vader en 1 van de moeder. Daardoor kan de informatie op de chromosomen verschillen.

Slide 7 - Slide

Geslachtscellen
 De geslachtscellen bevatten maar 23 chromosomen.
Dit komt door een speciale deling: meiose

Slide 8 - Slide

Ontstaan van variatie in geslachtscellen. (Chromosomen voorgesteld als kraaltjes)

Slide 9 - Slide

Ontstaan van variatie in genotypen bij bevruchting.

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
Wat: Paragraaf 5.2: opdr. 1 t/m 5(kennis), 7 t/m 9(inzicht
Klaar?: Nakijken



Slide 11 - Slide

Afsluiting
  1. Quiz + vraag 9
  2. Volgende les 

Slide 12 - Slide

Welk geslachtschromosoom zit er in een zaadcel?
A
Een X chromosoom
B
Een Y chromosoom
C
Een X en een Y chromosoom
D
Een X of een Y chromosoom

Slide 13 - Quiz

Hoeveel chromosomenparen heeft een mens in elke lichaamscel?
A
23
B
24
C
46
D
48

Slide 14 - Quiz

opdracht 10+
Bij weefselkweek snijdt een kweker de knoppen van een plant. De kweker laat elke knop uitgroeien tot een nieuwe plant.


a .Eigenlijk is het niet nodig om een volledige knop te gebruiken, want ook één cel uit een knop zou kunnen uitgroeien tot een nieuwe plant.

Leg uit dat één cel kan uitgroeien tot een complete plant.

Slide 15 - Slide

Een kweker gebruikt een plant voor weefselkweek. Op deze manier groeien er tien nieuwe planten. Zodra de plantjes groot genoeg zijn, worden ze op verschillende plaatsen in de tuin gezet.

b. Welke bewering over het genotype en het fenotype van deze plantjes is juist?
A
De planten hebben hetzelfde genotype en hetzelfde fenotype
B
De planten hebben hetzelfde genotype
C
De planten hebben hetzelfde fenotype
D
De planten hebben verschillende fenotypen en genotypen.

Slide 16 - Quiz

Een kweker zet planten die zijn gekweekt via weefselkweek op verschillende plaatsen in een tuin. Na enige tijd valt het op dat de planten er niet allemaal hetzelfde uitzien.



c. Leg uit waardoor er verschillen tussen de planten ontstaan.

Slide 17 - Slide

Volgende les
Gaan we het hebben over genen en allelen.

Slide 18 - Slide