OR 13 april 2023

Wat gaan we vandaag doen?


1 / 40
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?


Slide 1 - Slide

Welkom
Goedemorgen.
Goedemiddag.
Tot morgen.
Fijn weekend.
Hoe gaat het?
Succes met de wedstrijd!

Slide 2 - Slide

wanneer
in de ochtend
in de middag
in de avond
in de nacht

in de = 's
's ochtends               's avonds
's middags                's nachts

Slide 3 - Slide

- ochtend
middag
avond
nacht.

Slide 4 - Slide

   . 
- 's Ochtends betekent: in de ochtend. 
- Ik eet om 7 uur 's ochtends.

Wat doe jij op een dag?
Hoe laat ga jij naar de training?
Ik ga om 9 uur 's ochtends naar school.

- Hoe laat kook jij?
Ik kook om 5 uur 's middags. 
- Hoe laat ga jij slapen?
Ik ga om 11 uur 's avonds slapen.

- Ik eet 's ochtends om 6 uur. Hoe laat eet jij 's ochtends?
- Ik ga om 9 uur naar school. Hoe laat ga jij naar school?
- Ik kook om 5 uur 's middags. Hoe laat kook jij?
- Ik ga om 11 uur slapen. Hoe laat ga jij 's avonds slapen?







 








Slide 5 - Slide



Groente en fruit

Slide 6 - Slide

Wat is dit?
A
aardappel
B
kool
C
mais
D
broccoli

Slide 7 - Quiz

Wat zijn dit?
A
tomaten
B
aardbeien
C
peren
D
frambozen

Slide 8 - Quiz

Wat is dit?
A
broccoli
B
spinazie
C
wortels
D
courgette

Slide 9 - Quiz

Wat zijn dit?
A
druiven
B
frambozen
C
bessen
D
kiwi's

Slide 10 - Quiz

Wat is dit?
A
kool
B
botersla
C
ijsbergsla
D
biet

Slide 11 - Quiz

Wat zijn dit?
A
druiven
B
kiwi's
C
appels
D
meloenen

Slide 12 - Quiz

Wat is dit?
A
groene kool
B
zuurkool
C
spinazie
D
sla

Slide 13 - Quiz



Enkelvoud - meervoud

op -en en -s

Slide 14 - Slide

De banaan                        - de bananen
De tomaat                         - de tomaten
De ui                                   -  de uien
De citroen                          - de citroenen
De kool                               - de kolen
De biet                                - de bieten

Slide 15 - Slide

Maar.....................

De aardappel                 - de aardappels
De wortel                        - de wortels
De sinaasappel              - de sinaasappels



Slide 16 - Slide

Regel
De meeste zelfstandige naamwoorden die eindigen op en, el, em en er, krijgen in het meervoud een s erbij.

Slide 17 - Slide

Bijvoorbeeld:

een molen - molens
een keuken - keukens
een veulen - veulens 
een ezel - ezels
een lepel - lepels
een kamer - kamers
een kleuter - kleuters


Slide 18 - Slide

schrijf het meervoud van
de tomaat

Slide 19 - Open question

schrijf het meervoud van
de jongen

Slide 20 - Open question

schrijf het meervoud van
de wortel

Slide 21 - Open question

schrijf het meervoud van
de man

Slide 22 - Open question

schrijf het meervoud van
de lepel

Slide 23 - Open question


Werkwoorden:

Vragen maken

Slide 24 - Slide

Een vraag maak je door het onderwerp en het werkwoord om te draaien

Bijvoorbeeld:
Ik eet een appel
Eet ik een appel?

Jullie geven bloemen
Geven jullie bloemen?

Slide 25 - Slide

Bijvoorbeeld:

ik werk            - werk ik?
jij werkt           - werk jij?
u werkt            - werkt u?
hij/zijn werkt   - werkt hij/zij?
wij werken       - werken wij?
jullie werken    - werken jullie?
zij werken         - werken zij/ze?

Slide 26 - Slide

Dus..................

Als je een vraag maakt met JIJ
Dan schrijf je GEEN "t"

Slide 27 - Slide

Jij ................. een brood.
(kopen)

Slide 28 - Open question

..................... jij morgen jarig?
(zijn)

Slide 29 - Open question

Sam ..................... naar de markt.
(gaan)

Slide 30 - Open question

Ik ........................ naar de supermarkt.
(lopen)

Slide 31 - Open question

................ jij de afwas?
(doen)

Slide 32 - Open question

Hope ........................ een mooie jas. (heeft)

Slide 33 - Open question

..................... jij de weg aan die meneer?
(vragen)

Slide 34 - Open question

Sean ...................... een nieuw boek.
(schrijven)

Slide 35 - Open question

Greta...................... spannende verhalen.
(vertellen)

Slide 36 - Open question

..................... Katarina Nederlands?
(leren)

Slide 37 - Open question

Ik .................. op mijn vriendin.
(wachten)

Slide 38 - Open question

..................... je het formulier in? (invullen)

Slide 39 - Open question

Voornaamwoorden

Ik heb een boek.................... Het boek is van mij
Jij hebt een boek.................. Het boek is van jou
U heeft een boek ................. Het boek is van u
Hij heeft een boek ................ Het boek is van hem
Zij heeft een boek .................. Het boek is van haar
Wij hebben een boek .............. Het boek is van ons
jullie hebben een boek ............ Het boek is van jullie
Zij hebben een boek ................. het boek is van hun

Slide 40 - Slide