Klas 1HVa - GR ZD - les 14 - 21-10-2024 §1 pv en zinsdelen

Welkom bij Nederlands
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen
  • Cursus 5 - Grammatica - §1 persoonsvorm en zinsdelen

Slide 2 - Slide







Na het maken van §1 kan/weet ik:
  • getal (enkelvoud en meervoud) en tijd (tegenwoordige tijd en verleden tijd) van werkwoorden herkennen.
  • de persoonsvorm in een zin vinden. 
  • zinnen in zinsdelen verdelen. 
Doel

Slide 3 - Slide

Oefening 
Jullie krijgen kaartjes met zinnetjes die een tweejarige peuter zou kunnen zeggen.
Bedenk wat de peuter eigenlijk wil zeggen. 
  • Verdeel de kaartjes in 2 gelijke groepen. Kijk daarvoor naar de betekenis van de hele zin. (Niet alleen naar de betekenis van een woord.)
  • Bedenk welk woord je tussen de twee woorden zou kunnen plaatsen om de betekenis uit te drukken (dus mama ... lief, papa ... slapen).
timer
3:00

Slide 4 - Slide

Oefening 
Je hebt nu ontdekt dat een tweejarige peuter al twee soorten zinnen kan maken. 
Door twee woorden bij elkaar te zetten kan de peuter al twee verschillende
betekenissen uitdrukken. Deze twee betekenissen vormen de basis van alle zinnen
die er bestaan. 

Wat zijn de twee betekenissen? Kijk goed naar de rijtjes die jullie hebben gemaakt.  

Slide 5 - Slide

Je hebt (in gedachten) steeds een woord tussen de woordjes op de kaartjes gezet.
Hoe noem je dat woord?

Slide 6 - Slide

Theorie §1 Persoonsvorm en zinsdelen
Dit computerspel / verslaat / alle andere computerspellen. 
De hardlopers / konden / met hulp van de lintjes / de route / volgen. 

Persoonsvorm
Geeft getal (enkelvoud of meervoud) aan.
Geeft tijd (tegenwoordige of verleden tijd) aan.

Slide 7 - Slide

Theorie §1 Persoonsvorm en zinsdelen
Een puzzel van duizend stukjes leg jij echt niet in een paar uur!

Zo vind je de persoonsvorm
  • Vraagproef (maak er een vraagzin van)
  • Tijdproef (tegenwoordige tijd<=> verleden tijd)
  • Getalproef (enkelvoud <=> meervoud)

Slide 8 - Slide

Theorie §1 Persoonsvorm en zinsdelen
De jongeman kan heel mooi spelen op zijn piano.

Een zin bestaat uit delen => zinsdelen
Hoe vind je de zinsdelen:
  1. Kijk welke woorden je voor de persoonsvorm kunt zetten => die woorden vormen samen een zinsdeel. (Let op! Voor de persoonsvorm kunnen nooit 2 zinsdelen staan.)
  2. Kijk welke woorden in de zelfde volgorde blijven staan als je de woordvolgorde in de zin verandert => die woorden vormen samen een zinsdeel.

(Let op: alle werkwoorden in een zin vormen samen een zinsdeel, ook als ze niet naast elkaar staan.)

Slide 9 - Slide

Opdracht 1en 2 maken we samen.

Slide 10 - Slide

Wat:
Maak opdracht 1 van GR Zinsdelen af 

Hoe:
Je mag samenwerken met je buurman of buurvrouw als je naast  iemand zit. 

Klaar:
Ga verder met opdrachten 2 t/m 6.
Opdrachten 4, 5 en 6 (vraag 1) mag je in je boek maken. Opdracht 6 - vraag 2 maak je in je schrift. 





Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Voor deze opdracht overleg je zachtjes met je buurman of buurvrouw.
groen:  fluisterniveau 
Kom je er zelf echt niet uit overleg dan met je buurman/buurvrouw of vraag het de docent .


Aan het werk!
timer
30:00

Slide 11 - Slide





Na het maken van § 1 kan/weet ik:
  • getal (enkelvoud en meervoud) en tijd (tegenwoordige tijd en verleden tijd) van werkwoorden herkennen.
  • de persoonsvorm in een zin vinden.
  • zinnen in zinsdelen verdelen. 

Doel

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Donderdag 24 oktober
Maken:
GR ZD §1 (v.a. blz. 204): opdrachten 1 t/m 6.
(Opdrachten 4, 5 en 6.1 mag je in je boek maken.) 











Slide 13 - Slide