This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Programmeren les 3
Slide 1 - Slide
Wat is een variabele?
A
Variabelen zijn cijfers
B
Een variabele is een naam die aan een waarde wordt toegewezen
C
Een variabele is een stukje code
D
Variabelen zijn constant
Slide 2 - Quiz
Hoe wordt een variabele gebruikt?
A
Om waarden op te slaan en op te roepen
B
Om waarden te vermenigvuldigen
C
Om waarden te verwijderen
D
Om waarden te veranderen
Slide 3 - Quiz
Wat is het doel van het declareren van variabele?
A
Gegevens opslaan
B
Code schrijven
C
Het programma aanpassen
D
Gegevens verwerken
Slide 4 - Quiz
Hoe declareer je een variabele in Python?
A
met let naam = waarde
B
met de naam = waarde
C
met var naam = waarde
D
met define naam = waarde
Slide 5 - Quiz
Waar wordt een compiler voor gebruikt?
A
Om games te spelen
B
Computerprogramma's maken
C
Broncode omzetten naar machinecode
D
Teksten vertalen
Slide 6 - Quiz
Waar wordt een stroomdiagram voor gebruikt?
A
Om programma's te schrijven
B
Om processen te visualiseren
C
Om databases te maken
D
Om problemen op te lossen
Slide 7 - Quiz
Wat is een stroomdiagram?
A
Een grafisch model van een proces
B
Een techniek voor programmeren
C
Een stappenplan
D
Een database
Slide 8 - Quiz
Hoe wordt een variabele toegewezen in Python?
A
Met een - teken
B
Met een = teken
C
Met een * teken
D
Met een + teken
Slide 9 - Quiz
open je flowgorithm en probeer het volgende programma te maken
Slide 10 - Slide
Maak een stroomdiagram dat dit laat zien
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
&
Je kan er ook voor kiezen om de input te verwerken in een zin. Dit doe je met het & teken. Bijvoorbeeld: “Volgens jou is het vandaag “ & huidigeDag
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Als je iets online besteld in een webshop en je gaat afrekenen, dan moet er worden berekend hoeveel geld je moet betalen. De prijzen van de producten in je winkelwagen moeten bij elkaar worden opgeteld. Ook moeten eventuele verzendkosten in de totaalprijs worden meegenomen.
Slide 15 - Slide
Maar dit is alleen bij deze bedragen, we hebben hierboven gezien dat we het ook aan de gebruiker kunnen vragen met een inputblok. Je kan dan elk willekeurig bedrag invullen en dan
rekent het programma de totaalprijs uit.
Maak hier een stroomdiagram voor
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Output “TOTAAL: “ & totaalprijs + 3.95 & “ EUR.”
Dit betekent dat dit de output is op het scherm: • De variabele TOTAAL: • Totaalprijs + 3.95 maar zonder aanhalingstekens dus het programma gaat het uitrekenen en dat moet achter het woord TOTAAL: staan. • De string EUR moet er achter gezet worden met ervoor een spatie
Slide 18 - Slide
Operatoren
Je kan meerdere operatoren gebruiken om te rekenen met een variabele: • Optellen: + • Aftrekken: - • Vermenigvuldigen: * • Delen: / En net als bij wiskunde kan je een som ook tussen haakjes zetten om ermee te rekenen.
Slide 19 - Slide
Dit is best een ingewikkelde manier om de juiste output te krijgen. Stel je eens voor dat je ook nog eens een kortingscode hebt en dit ook er nog bij moet gaan zetten in dit blok. Dit kan op zich veel simpeler
Slide 20 - Slide
We weten al hoe we een nieuwe variabele kunnen aanmaken, dus we voegen een extra variabele toe aan het stroomdiagram en zorgen ervoor dat daar al een berekening in staat.
Slide 21 - Slide
Dit maakt het uiteindelijk niet alleen overzichtelijker maar er zijn nog wat redenen waarom de variabele teBetalen handig is
Stel je wil het stroomdiagram later nog verder uitbreiden dan heb je het te betalen bedrag misschien nog vaker nodig. Bijvoorbeeld in een andere berekening. Je kunt dan direct teBetalen gebruiken.
Als je het diagram later leest en je wilt snel vinden waar het te betalen bedrag wordt uitgerekend, dan kun je aan het begin (in de eerste twee blokken) meteen al zien dat daar de variabele teBetalen voor wordt gebruikt, vervolgens snel het blokje vinden dat begint met teBetalen = en waarin de berekening staat.
Aan het begin van het diagram staan alle variabelen na elkaar gedeclareerd. Daarmee heb je meteen een overzicht van alles waarmee verderop wordt gerekend.
Slide 22 - Slide
Tips
Sla getallen en berekeningen altijd op in een variabele.
Geef een variabele een naam waaraan je meteen kunt zien wat er in opgeslagen is
Declareer alle variabelen aan het begin van je code of diagram.