Werkwoordspelling

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag:
Herhaling les 27 en 28 : spelling van de persoonsvorm. 

Je leert hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd goed spelt. 

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin: 'De docent heeft de boekopdracht nog niet nagekeken.'

Slide 3 - Open question

H. 26: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (blz. 56)
ik: ik-vorm (lees)
jij/u: ik-vorm + t (leest)
hij/zij/het: ik-vorm + t
meervoud: het hele werkwoord (lezen)

Let op:
jij vindt - vind jij
hij wordt 
hij praat

Slide 4 - Slide

Er (...) hier nooit iets. (tt)
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt

Slide 5 - Quiz

(...) je niet moe van hem? (tt)
A
word
B
wordt

Slide 6 - Quiz

(...) je zus het wel?
A
red
B
redt

Slide 7 - Quiz

H. 27 Persoonsvorm in de verleden tijd (blz. 58)

Zwakke en sterke werkwoorden
- zwak werkwoord: - de(n) of -te(n)

Hoor je niet of het woord eindigt op -de of -te?
Gebruik 't sexy fokschaapje

- sterk wekwoord: schrijf je zoals je het uitspreekt

Slide 8 - Slide

Hij (...) om een aanval met eieren. (vt)
A
lachtte
B
lachte
C
lachde
D
lach

Slide 9 - Quiz

De huizen (...) helemaal af. (vt)
A
brandde
B
brande
C
brandden
D
branden

Slide 10 - Quiz

Het meisje (...) naar Den Haag.
A
verhuiste
B
verhuisde
C
verhuisten
D
verhuisden

Slide 11 - Quiz

Maak deze opdracht in je schrift. Je mag fluisterend overleggen.
timer
6:00

Slide 12 - Slide

Kijk de opdracht in stilte na.

Slide 13 - Slide

Maak opdracht 6 en 7 (blz. 59).

Wat niet af is, is huiswerk. 

Slide 14 - Slide