CV les 7A

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Communicatieve vaardigheden

Sadiye Tas

Les 7a

Programma

• Terugblik vorige les
• Herhaling van afgelopen lessen 
• oefenen met STARRT eigen casus

Uit welke fasen bestaat gesprekstructuur?

Wat doe je in de aanloopfase?

Aanloopfase

• begin van het gesprek
  
• welkom heten / drinken in schenken / social talk
  
• social talk is belangrijk voor: goede sfeer creëren!
  
• op gemak stellen
  
• het onderwerp komt nog niet aanbod
  
• duurt slechts een paar minuten 

Wat doe je in de planningsfase?

Planningsfase

• je bereidt het gesprek voor

• afspraken maken over het verloop van het gesprek

• voordat je met het onderwerp begint, bespreek je de volgende punten:

- Waarom voer je het gesprek?

- Wat is het doel van het gesprek

- Randvoorwaarden van het gesprek (duur, besluitvorming)

- Wat is het onderwerp van het gesprek

Je maakt hier duidelijk wat je van het gesprek en van elkaar verwacht.

Wat doe je in de themafase?

Themafase

• het onderwerp komt nu aan bod

• De essentie van het gesprek komt aan de orde

Wat doe je in de slotfase?

Slotfase

Afronden van het gesprek

Je besteedt aandacht aan de volgende punten:

- Korte samenvatting geven van de kern van het gesprek

- Je vraagt of je gesprekspartner of deze samenvatting klopt, eventueel bijstellen

- De afspraken formuleer je met SMART

- De afspraken leg je schriftelijk vast

Je geeft ook aandacht aan de relatie met je gesprekspartner. Social talk dus. je neemt tijd voor het afscheid nemen.

Waar staat STARTT voor?

Advies uitschrijven

Je schrijft een advies aan de hand van je aantekeningen en de kennis die je hebt opgedaan in het gesprek. Je gebruikt hiervoor het formulier dat je van de docent krijgt.

Situatie

• Je beschrijft de situatie
•  zo compleet en objectief mogelijk

Vragen die je kunt stellen:

- Wat is er gebeurd?

- Wie waren erbij betrokken?

Taak

• Wat was jouw taak in deze situatie

• Wat was je rol?
• Wat moest je doen?
• Wat is jouw taak in deze situatie?
• Had je een plan?

Actie

• Je beschrijft wat je daadwerkelijk deed in de situatie
• het gaat om de actie die je ondernam

Je actie kan je beschrijven aan de hand van de volgende punten:

• Wat heb je gedaan?
• Hoe heb je het aangepakt?
• Wat dacht je?
• Wat was jouw aandeel of inbreng?

Resultaat

• Je beschrijft wat het gevolg was op jouw actie 
• Beschrijf deze stap zo feitelijk mogelijk 

Je kunt de volgende vragen stellen:

• Wat was het gevolg van jouw actie op de situatie?
• Wat had jouw actie voor gevolg voor jezelf?
• Wat had jouw actie voor gevolg voor de andere betrokkenen?

Reflectie

• De zelfreflectie wordt beschreven
• Bedenk wat goed ging / of niet
• Belangrijk om bij jezelf na te gaan hoe je jezelf in deze situatie voelde.

- Was het resultaat van je actie dat wat je ermee wilde bereiken?

- Heb je iets van deze situatie geleerd? 

Transfer

• Richt zich op de toekomst  
• Je laat zien dat je daadwerkelijk iets van de situatie en reflectie hebt geleerd.

Behandel de volgende punten: 

- Zou deze situatie zich nog een keer kunnen voordoen?

- Ga je in de toekomst op een soortgelijke situatie hetzelfde reageren? 

Oefenen met eigen casus

• Beschrijf de punten van het STARRT-formulier uitgebreid uit.
• Maak gebruik van het STARRT formulier
•  Schrijf een evaluatie van je gesprek en het advies