3aha H3 Grammatica Zinsdelen (Verwijzen)

GRAMMATICA H3
Verwijzen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

GRAMMATICA H3
Verwijzen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

  • Je weet waarom verwijswoorden bestaan.
  • Je kan de juiste verwijswoorden gebruiken.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wijs je terug naar een (of meer) woorden die eerder zijn genoemd, ook wel het antecedent
Met een verwijswoord
= vaak de kern van een zinsdeel

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Doutzen Kroes had internationaal succes en poseerde voor grote merken, maar zegt nu dat ze lang niet altijd achter die bedrijven stond.
Antecedent en verwijswoord

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Doutzen Kroes had internationaal succes en poseerde voor grote merken, maar zegt nu dat ze lang niet altijd achter die bedrijven stond.
Antecedent en verwijswoord
Doutzen Kroes = de kern van een zinsdeel, het antecedent.
Ze = het verwijswoord (wijst terug naar Doutzen Kroes).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Naar zelfstandige naaCmwoorden
verwijs je met
en
in het enkelvoud, mannelijk
hij, hem, zijn
deze, die
in het enkelvoud, vrouwelijk
zij, ze, haar
deze, die
in het enkelvoud, onzijdig
het, zijn
dit, dat
in het meervoud
zij, ze, hen, hun
deze, die
Als je verwijst, houd je rekening met het (woord)geslacht en het getal/aantal van de kern.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Zoek het antecedent en bepaal het aantal.
Karima vond een lekker recept en gebruikte het voor de nieuwe menukaart.
A
Enkelvoud, mannelijk
B
Enkelvoud, vrouwelijk
C
Enkelvoud, onzijdig
D
Meervoud

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Zoek het antecedent en bepaal het aantal.
In de krant stond een paginagrote advertentie van een bedrijf dat nieuwe medewerkers zocht.
A
Enkelvoud, mannelijk
B
Enkelvoud, vrouwelijk
C
Enkelvoud, onzijdig
D
Meervoud

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Zoek het antecedent en bepaal het aantal.
Zodra de brandweer arriveerde,
begon hij/zij te blussen.
A
Enkelvoud, mannelijk
B
Enkelvoud, vrouwelijk
C
Enkelvoud, onzijdig
D
Meervoud

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

0:33 - 3:14
  • Zijn onzijdig.
  • Namen van landen, provincies,
    steden en clubs.
  • Verkleinwoorden.
Het-woorden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

  • Zijn mannelijk of vrouwelijk.
  • Vrouwelijke personen en dieren (bibliothecaresse, wolvin).
  • Woorden eindigend op -heid, -nis, -ing, -schap, -st,
    -te, -de, -ie, -ij, -ie, -theek, -teit, -tuur.
  • Kun je niet vastellen of een woord mannelijk of vrouwelijk is, mag je het beschouwen als mannelijk (of kijk in het (online) woordenboek).
De-woorden

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

  • Hun/hen
  • 'Wat'
  • Dieren en dingen (daar/waar + voorzetsel,
    daarvan, waarover)
  • Mensen (voorzetsel + wie, van wie, bij wie)
Lastige gevallen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
  • H3 Grammatica zinsdelen.
  • Opdracht 1 t/m 3 (p. 92-93).

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

  • Je weet waarom verwijswoorden bestaan.
  • Je kan de juiste verwijswoorden gebruiken.
Lesdoelen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions