2HA De bloedsomloop les 1

De bloedsomloop
2HA thema 3
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De bloedsomloop
2HA thema 3

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Lesdoel:
  • Je kent de bestanddelen van bloed met hun functies.
  • Je kunt de bloedsomloop beschrijven.
  • Je kent de 3 types bloedvaten en hun verschillen.

Slide 2 - Slide

Bloed
Mensen hebben ongeveer 5 tot 6 liter bloed in hun lichaam.

Functie: verspreiden van stoffen door het lichaam.

Slide 3 - Slide

Bloed is...
Blauw bloed = Bloed van  krabben, garnalen, inktvissen en kreeften (koper)
Groen bloed = Bloed van ringwormen (chlorocruorine)
Wit bloed = IJsvissen (geen hemoglobine)



Slide 4 - Slide

Bloed

Bloedplasma
&
Vaste deeltjes

Slide 5 - Slide

Bestanddelen bloed
Vloeistof:
1. Bloedplasma
Vaste deeltjes: 
2. Rode bloedcellen
3. Witte bloedcellen
4. Bloedplaatjes

Slide 6 - Slide

Rode bloedcellen
Rode bloedcellen vervoeren zuurstof

Ze bevatten het mineraal ijzer

Ze hebben geen celkern

Slide 7 - Slide

Witte bloedcellen
Bescherming tegen ziekteverwekkers.

Kunnen van vorm veranderen.

Wél een celkern.

Slide 8 - Slide

Bloedplaatjes 
Bloedplaatjes zijn stukjes bloedcellen.

Bloedplaatjes zorgen voor bloedstolling.

Slide 9 - Slide

Bloedvatenstelsel
Roodgekleurde bloedvaten vervoeren zuurstofrijk bloed.

Blauwgekleurde bloedvaten vervoeren zuurstofarm bloed.

Slide 10 - Slide

Rood afgebeeld bloed in tekening is zuurstofarm bloed
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed zorgt voor het stollen van het bloed?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 12 - Quiz

Welk percentage van je bloed bestaat uit bloed plasma?
A
30
B
45
C
55
D
75

Slide 13 - Quiz

Bloed bestaat uit verschillende onderdelen.
Wat is geen onderdeel van bloed?
A
Bloedcomplement
B
Bloedplasma
C
Bloedplaatjes
D
Bloedcellen

Slide 14 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed zorgt ervoor dat er zuurstof wordt vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 15 - Quiz

Rood afgebeeld bloed is zuurstofrijk bloed.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Huiswerk 14 november
1. D-toets thema 2 bs 1 t/m 6

(Nu alvast maken in de les)
2. Maken opdracht 6 t/m 9 van 3.1 (blz.182)
3. Maken opdracht 5 van 3.2 (blz.190)

Slide 17 - Slide

De bloedsomloop
De weg hoe het bloed door het lichaam stroomt.
  

2 bloedsomlopen:
- Kleine bloedsomloop
- Grote bloedsomloop

Slide 18 - Slide

3 type bloedvaten
1 = Slagaders

2 = Haarvaten

3 = Aders

Slide 19 - Slide

Bloedvaten
Slagaders: aanvoerende vaten. 
Aders: afvoerende vaten. 
Haarvaten: uitwisseling stoffen tussen weefsel en bloed

Slide 20 - Slide

Slagader vs Aders
Slagader:
- Voert het bloed weg van het hart
- Hebben een hogere bloeddruk
- Hebben een actieve spierwand
- Hebben geen kleppen
- Het bloed loopt er snel en stootsgewijs doorheen
- Hebben een voelbaar hartritme
Aders:
- Voert het bloed naar het hart
- Hebben een lagere bloeddruk
- Hebben geen gladde spieren in de wand
- De meeste hebben een terugslagklep
- Het bloed stroomt traag
- Hebben geen voelbaar hartritme

Slide 21 - Slide

Slagader
Haarvat
Ader

Slide 22 - Slide


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 23 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide

Slide 24 - Quiz

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 25 - Quiz

Slagaders
Aders
1. Het bloed stroomt
2. De bloeddruk is 
3. De wand is
4. De 'slag' is
5. Ze liggen meestal
6. Kleppen zijn
Slagaders of aders?

Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.
Merkbaar
Laag
Dunner
Aanwezig
Hoog
Naar het hart toe
Dik, stevig en elastisch
Dieper in het lichaam
Niet aanwezig
Niet merkbaar
Van het hart weg
Minder diep in het lichaam

Slide 26 - Drag question