Herhaling van het ww être en het bezittelijk voornaamwoord

Doelen van de les:
Ik weet wat het werkwoord zijn is in het Frans 
Ik kan een bezittelijk voornaamwoord herkennen en gebruiken
1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Doelen van de les:
Ik weet wat het werkwoord zijn is in het Frans 
Ik kan een bezittelijk voornaamwoord herkennen en gebruiken

Slide 1 - Slide

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?
Sleep NL naar FA.
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WIJ / MEN
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Video

ZIJN = ETRE 
Ik ben
Je suis
Jij bent
Tu es
Hij is
Il est
Zij is
Elle est
Men is
On est
Wij zijn
Nous sommes
U bent
Vous êtes
Jullie zijn
U bent
Vous êtes
Zij zijn (m)
Ils sont
Zij zijn (v)
Elles sont

Slide 4 - Slide

être
=
zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn 
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is 

Slide 5 - Drag question

Vul de goede vorm van "être" in:
Je ... en cinquième.
A
es
B
êtes
C
vous
D
suis

Slide 6 - Quiz

Vul de goede vorm van "être" in:
ils/elles ... à la bibliothèque.
A
sommes
B
est
C
sont
D
es

Slide 7 - Quiz

Vul de goede vorm van "être" in:
On ... en en cours de gym.
A
es
B
est
C
être
D
êtes

Slide 8 - Quiz

Vul de goede vorm van "être" in:
Yann et Paul ... à la cantine.
A
sommes
B
êtes
C
suis
D
sont

Slide 9 - Quiz

Vul de goede vorm van "être" in:
Vous ... la directrice du college?
A
est
B
suis
C
êtes
D
es

Slide 10 - Quiz

Vul de goede vorm van "être" in:
Tu ... nouveau au college?
A
sont
B
est
C
è
D
es

Slide 11 - Quiz

Vul de goede vorm van "être" in:
Sara ... forte en maths?
A
est
B
es
C
sont
D
sommes

Slide 12 - Quiz

Ik kan het werkwoord zijn in het Frans toepassen.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 13 - Poll

Welke Franse bezittelijk voornaamwoorden ken je nog?

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Link

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

Slide 16 - Slide

Mnl.ev
Vrl.ev
Mv.
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Ons/onze
uw/jullie
Hun
Bezittelijk voornaamwoord
nos
mes
Notre
Ton
Mon
Votre
leur
tes
Son
leurs
Ma
sa
Ta
notre
Votre
leur
ses
vos

Slide 17 - Drag question

Kies het juiste bz. vnw:
(Jullie) prof est sympa.
A
vos
B
ton
C
tes
D
votre

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste bz. vnw:
C´est (jouw) livre?
A
mon
B
ton
C
ta
D
ma

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste bz. vnw:
(Hun) parents sont stricts.
A
ses
B
leurs
C
mes
D
tes

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste bz. vnw:
Anneke est (onze) soeur.
A
ma
B
sa
C
notre
D
ta

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste bz. vnw:
Il est (mijn) meilleur ami.
A
mes
B
mon
C
ma
D
ton

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste bz. vnw:
C´est (zijn) trousse.
A
ta
B
sa
C
ma
D
ses

Slide 23 - Quiz

Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Frans toepassen.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 24 - Poll